Kleine pimpernel (Moespimpernel) - Poterium sanguisorba
Frysk: Lytse pimpernel
English: Salad Burnet
Français: Petite pimprenelle
Deutsch: Kleiner Wiesenknopf
Synoniemen: Poterium sanguisorba, Sanguisorba minor subsp. minor, Sanguisorba minor subsp. balcarica, Sanguisorba minor subsp.
polygama, Klein sorbenkruid
Naamgeving (Etymologie): Pimpernel komt van het Latijnse piperinus (als van peperkorrels), naar de vorm van de vruchten. Sanguisorba betekent bloedkruiden is afgeleid van sanguis (bloed) en sorbere (slurpen). Die naam staat in verband met het vroegere gebruik als bloedstelpend middel, maar volgens sommige anderen dachten de mensen vroeger dat het eten van deze plant door koeien, de melk bloederig zou kleuren. Minor
betekent kleiner.
Ondersoorten: Moespimpernel (Poterium sanguisorba subsp. balearicum) wordt gekweekt als keukenkruid en kan ook verwilderd in bermen en op dijken voorkomen. De stengel is onderaan kaal of soms behaard.
De blaadjes zijn meestal gesteeld, zelden zittend. De bloemhoofdjes zijn eivormig, zelden bolvormig. Schijnvrucht 3-8 mm lang, smal tot breed gevleugeld, bezet met rondachtige of scherpe verhogingen.
Bladeren: De verspreidstaande, grijsgroene bladeren zijn oneven geveerd. De onderste bladeren met negen tot soms eenendertig eivormige deelblaadjes met aan beide kanten vier tot acht spitse tanden. De hoogste blaadjes zijn 0,5-2 cm en rond tot eivormig. De gelobde of gezaagde deelblaadjes zijn zittend tot kort gesteeld.
Bloemen: Eenslachtig. Eenhuizig. De bolvormige bloemhoofdjes zijn 1-2 cm. De bovenste bloemen hebben roodachtige stijlen, de vier bloemdekbladen zijn groenachtig en vaak paarsrood aangelopen. Elke bloem bevat tien tot dertig hangende meeldraden. Ze zijn drie tot vijf keer zo lang als de kelkbladen. De bovenste bloemen zijn vrouwelijk, de onderste mannelijk. De helmknoppen zijn geel, maar worden later bruin.
Bodem: Zonnige plaatsen op min of meer droge, voedselarme tot matig voedselrijke, weinig of niet bemeste, kalkrijke en vaak humusarme grond (mergel, zavel, zandige rivierklei, duinzand en stenige plaatsen).
Groeiplaatsen: Zeeduinen (duingrasland en laagblijvend duinstruweel), struwelen, grasland (schraal grasland, kalkgrasland en kalkrijk hellinggrasland), bermen, dijken
(rivierdijkgrasland), hoge delen van uiterwaarden, langs spoorwegen (spoorwegterreinen) en rotsachtige plaatsen.
Verspreiding
Wereld: Kleine pimpernel: Gematigde streken in Europa. Niet in het hoge noorden. Ook in Noord-Afrika en Zuidwest-Azië. Vanaf Turkije tot in Centraal-Azië is het een andere ondersoort. Ingeburgerd in o.a. Noord-Amerika. Moespimpernel: Voornamelijk in Europa.
Kleine pimpernel
Moespimpernel
Nederland: Kleine pimpernel: Vrij zeldzaam in Zuid-Limburg en zeldzaam in het rivierengebied, het zuidoosten en in de Hollandse duinen. Elders zeer zeldzaam. Moespimpernel: Mogelijk inburgerend.
Poterium sanguisorba
Kleine pimpernel
Moespimpernel
Vlaanderen: Kleine pimpernel: Vrij algemeen. Moespimpernel: Zeldzaam. Mogelijk inburgerend.
Wallonië:Kleine pimpernel: Vrij algemeen. Moespimpernel: Zeer zeldzaam.
Kleine pimpernel
Moespimpernel
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 13, Jan Kops, F. A. Hartsen en F.W. van Eeden (1868)
Pimpinella minor Cruijdeboek, deel 1, Rembert Dodoens. Gheslacht, onderscheet, fatsoen, naemen, cracht ende werckinghe (1554)
Flora von Deutschland,
Österreich und der Schweiz, Prof. Dr. Otto Wilhelm Thomé (1885-1905)
Botanischer Bilderatlas nach dem natürlichem Pflanzensystem, K. Hoffmann, E. Dennert (1911)
Repräsentanten einheimischer Pflanzenfamilien in bunten Wandtafeln mit erläuterndem Text, C. Bollmann (1879-1882)
New Kreüterbuch, L. Fuchs (1543)
Flora Londinensis, deel 2, William Curtis (1777-1778)
British entomology, deel 6, J. Curtis (1823-1840)
Flora Parisiensis, deel 2, P. Bulliard (1776-1781)
Atlas des plantes de France, deel 2, Amédée Masclef (1890)
Hortus floridus, fasicle pars altera, C. van de Passe (1614)
Plantarum seu stirpium icones, deel 1, M. de Lobel (1581)
Flora regni borussici, deel 12, A.G. Dietrich (1844)
Genera plantarum florae germanicae, Dicotyledones 1, Monochlamidae, deel 1, T.F.L. Nees von Esenbeck (1835)
Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1883)
English Botany, or Coloured Figures of British Plants, deel 3, J.E. Sowerby (1864)
Herbarium Blackwellianum, deel 5, E. Blackwell (1765)
A curious herbal, deel 2, E. Blackwell (1739)
Histoire naturelle des végétaux, Atlas, E. Spach, M. elle F. Legendre (1834-1847)
Grandes Heures Anne de Bretagne, Jean (Jehan) Bourdichon (1503-1508)