Wilde planten in Nederland en België

Kleine waterranonkel - Ranunculus trichophyllus

Frysk-Lytse wetterbûterblom

English-Thread-leaf Water-crowfoot

Français-Renoncule à feuilles capillaires

Deutsch-Haarblättriger Wasser-Hahnenfuß

Synoniemen-Fijne waterranonkel, Haarbladwaterranonkel, Ranunculus aquatilis var. diffusus

Familie-Ranunculaceae (Ranonkelfamilie)

Naamgeving (Etymologie)-Ranunculus is het verkleinwoord van het Latijnse rana en betekent kikker. Ranonkels groeien vaak in of langs het water en in vochtige weiden, de plek waar veel kikkers voor komen. Trichophyllus betekent met haarfijne bladen en diffusus betekent wijd vertakt.

Opmerking-Kleine waterranonkel en Middelste waterranonkel werden in Nederland voorheen samengevoegd onder de naam Fijne waterranonkel (Ranunculus aquatilis var. diffusus en Ranunculus aquatilis var. aquatilis).

Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).

Levensduur-Eenjarig of overblijvend.

Plantvorm-Hydrofyt.

Hoofdbloei-Mei t/m augustus.

Afmeting-10-100 cm.


Xemenendura - cc by-sa 4.0


BerndH - cc by-sa 3.0


Jean-Claude Bouzat - cc by-sa 3.0


Sean Blaney - cc by-nc 4.0

Wortels-Diep wortelend.


Liliane Roubaudi - cc by-sa 2.0 fr


dianeharries - cc by-nc 4.0


europeana.eu - cc by-nc-sa 4.0


Moscow Digital Herbarium - cc by 4.0

Stengels-De vruchtsteel is maximaal 4 cm lang.


BerndH - cc by-sa 3.0


BerndH - cc by-sa 3.0


Jean-Claude Bouzat - cc by-sa 3.0


Sylvain Piry - cc by-sa 3.0

Bladeren-Giftig. Er zijn geen drijvende en overgangsbladen. De fijnverdeelde ondergedoken bladen hebben tot 150 eindslippen. Ze zijn telkens in drieën gedeeld en hebben fijne slippen die niet in een vlak liggen. De steunblaadjes zijn aan de voet voor twee-derde of meer met de bladsteel vergroeid.


Paul Fabre - cc by-sa 2.0 fr


GLev - cc by-sa 2.0 fr


Sylvain Piry - cc by-sa 2.0 fr


Chris Ecroyd - cc by-nc 4.0

Bloemen-Tweeslachtig. De witte bloem met een geel hart is iets kleiner dan die van Middelste waterranonkel (0,7-1,2 cm). De randen van de bloemdekbladen bedekken elkaar niet. De kroonbladen zijn 3-5 (-6) mm lang. De groenachtige, afstaande kelkbladen zijn 2,5-3,5 mm lang. Ze vallen meestal al tijdens de bloei af. De bloembodem is bij rijpheid ongeveer even lang als breed of duidelijk langer dan breed. Er zijn meestal negen tot vijftien meeldraden per bloem. De honinggroef is niet rond maar halvemaanvormig. Het vruchtbeginsel is bovenstandig.


Christian Fischer - cc by-sa 3.0


Marie Portas - cc by-sa 2.0 fr


Paul Fabre - cc by-sa 2.0 fr


Liliane Roubaudi - cc by-sa 2.0 fr

Vruchten en zaden-Een eenzadige dopvrucht of nootje. De zestien tot vijfendertig vruchtjes zijn behaard. Tweezaadlobbig.


Marie Portas - cc by-sa 2.0 fr


Marie Portas - cc by-sa 2.0 fr


Tim Messick - cc by-nc-nd 4.0


Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiant - cc by-sa 4.0

Biotoop

Bodem-Zonnige plaatsen, in ondiep, stilstaand of zwak stromend, meestal matig voedselrijk, zoet of zwak brak water. Soms ook op droogvallende plekken.

Groeiplaatsen-Vijvers, sloten, kanalen, beken, poelen, plassen, doorbraakkolken, kleiputten, duinpoelen, soms in periodiek overstroomde gebieden (dan eenjarig) en in water boven rotsgesteente. Vaak vlak langs de oevers.

Verspreiding

Wereld-In alle werelddelen, in gebieden met een gematigd of koel klimaat.

Nederland-Inheems. Vrij algemeen.

Vlaanderen-Inheems. Zeldzaam.

Wallonië-Inheems. Zeldzaam.

2001-2024 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl