Frysk-Lytse wolvepoat English-Blue Groundcedar Français-Lycopode petit-cyprès Deutsch-Zypressen-Flachbärlapp Synoniemen-Cipreswolfsklauw, Lycopodium tristachyum, Lycopodium chamaecyparissus, Lycopodium complanatum subsp. chamaecyparissus Familie-Lycopodiaceae (Wolfsklauwfamilie) Naamgeving (Etymologie)-Wolfsklauw komt door de gelijkenis met de klauw van een wolf. Lycopodium komt van het Griekse lykos (wolf) en podion (pootje). De uiteinden van de takken lijken op de tenen van een wolf. Tristachyum betekent met drie aren. Opmerking-Kleine wolfsklauw wordt vaak beschouwd als een vorm van de Vlakke wolfsklauw (een plant, die in alle werelddelen voorkomt, behalve in Afrika). Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten). Levensduur-Overblijvend. Plantvorm-Geofyt. Rijpe sporen-Juli t/m september. Afmeting-10-20 cm, maar de kruipende stengel tot 90 cm.
Wortels-De plant kruipt als het ware onder de grond en verspreidt zich stervormig, waarbij het achteraan weer afsterft.
Stengels-Een kruipende stengel van 30-90 cm met 10-20 cm hoge, dicht-bebladerde, rechtopstaande, herhaalde gegaffelde takken. Boven de grond zie je dichte bossige bundels gegaffelde, maar verder niet vertakte, dicht bebladerde hoofdstengels, die 0,9 tot 1,8 mm mm breed worden. De takken zijn min of meer afgeplat, in omtrek vierkantig, met in het midden een steel met sporenaren. De onder- en bovenkant van de takken verschilt bijna niet. Vaak groeien de planten in een heksenkring.
Bladeren-De donkergroene, schubvormige, lancetvormige en spitse bladen, staan kruisgewijs en vormen vier rijen. Ze worden tot 4 mm groot. De bladen aan de onderkant van de takken zijn recht, niet gesteeld en liggen tegen de tak aan. De vruchtbare bladen zijn eirond. De randen zijn vliezig, bij de voet zijn ze fijn gezaagd en met bovenaan een lange spits, maar soms zijn ze teruggeslagen.
Sporen-Een ijl (los) bebladerde aarsteel, die aan de top één of meer keren gegaffeld is, met twee tot zes, 1½-3 cm lange sporenaren. Eerst zijn ze groenachtig, maar in de nazomer worden ze bruinachtig geel (ook de steel wordt bruin). De eironde schutbladen zijn toegespitst, met een doorzichtig-vliezige, getande rand. Ze zijn weinig langer dan de dwars-ovale, aan de bovenrand openspringende sporangien. De sporen worden later donkergeel.
Biotoop Bodem-Zonnige, redelijk open plaatsen op droge, (zeer) voedselarme, kalkarme, zure zandgrond. Groeiplaatsen-Heide en ijle naaldbossen (voornamelijk in vastgelegde zandverstuivingen). Verspreiding Wereld-Europa, oostelijk Noord-Amerika en delen van Azië. Nederland-Inheems. Zeer zeldzaam.
Vlaanderen-Inheems. Zeer zeldzaam. Wallonië-Inheems. Zeer zeldzaam. 2001-2024 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl |