Wilde planten in Nederland en België | ||
Kleverig kruiskruid - Senecio viscosus
Frysk: Fetgat
English: Sticky Groundsel
Français: Séneçon visqueux
Deutsch: Klebriges Greiskraut
Synoniemen:
Familie: Asteraceae (Composietenfamilie)
Naamgeving (Etymologie): De naam kruiskruid is misschien ontstaan door de kruisgewijs staande bladen, maar meer waarschijnlijk is dat het een verbastering is van de Duitse naam Greiskraut. Senecio komt van senex (grijsaard), om het spoedig zichtbaar wordende vruchtpluis. Viscosus betekent kleverig.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur: Overblijvend.
Plantvorm: Kruid.
Winterknoppen: Therofyt.
Bloeimaanden: Juni, juli, augustus, september en oktober.
Afmeting: 15-80 cm.
![]() © Bert Verbruggen - verspreidingsatlas.nl |
![]() © Peter Meininger - verspreidingsatlas.nl |
![]() © Willem Braam - verspreidingsatlas.nl |
|
Wortels
|
|
|
|
Stengels: De stengels zijn vaak wat heen en weer gebogen en meestal alleen in de bovenste helft vertakt. Ze zijn grijsgroen en dicht met klierharen begroeid, waardoor ze kleverig zijn. De klierharen worden tot ongeveer ¼ mm lang. Kleverig kruiskruid ruikt onaangenaam.
![]() © Rudolf van der Schaar - verspreidingsatlas.nl | |
|
|
Bladeren: De verspreidstaande bladeren zijn langwerpig, veerdelig en spinnenwebachtig behaard. De onderste bladeren zijn min of meer gesteeld en de bovenste zijn naar de voet versmald en zonder of met kleine halfstengelomvattende oortjes.
![]() © Willem Braam - verspreidingsatlas.nl | ![]() © Bert Verbruggen - verspreidingsatlas.nl |
|
Bloemen: Polygaam. De bloemen vormen samen vrij losse tuilen met meestal maar vrij weinig bloemhoofdjes. De hoofdjes zijn 0,8-1,2 cm. De gemiddeld dertien lintbladen zijn geel, kort en omgerold (maar soms ook niet). Ook de buisbloemen zijn geel. Het omwindsel is ongeveer twee keer zo hoog als breed, de blaadjes zijn groen zonder een zwarte top. De omwindselblaadjes van de buitenste krans (hoogstens vijf) zijn laag ingeplant, vaak op de hoofdjessteel. De buitenomwindselbladen zijn half zo lang als de binnenomwindselbladen en klierachtig behaard.
![]() © Adrie van Heerden - verspreidingsatlas.nl | ![]() © Bert Verbruggen - verspreidingsatlas.nl |
![]() © Willem Braam - verspreidingsatlas.nl |
Vruchten: Een eenzadige dopvrucht of nootje. De 3-4 mm lange zaden zijn kaal of hebben alleen tussen de ribben één rij korte haartjes. Het vruchtpluis is wit. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig.
![]() © Bert Verbruggen - verspreidingsatlas.nl |
|
Biotoop
Bodem: Zonnige, warme, open plaatsen (pionier) op droge tot matig vochtige, voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure tot vaak kalkhoudende grond (grof zand, grind en andere stenige plaatsen).
Groeiplaatsen: Langs spoorwegen (spoorbermen), omgewerkte grond, bermen (verstoorde plaatsen), wegkanten, braakliggende grond, haventerreinen, industrieterreinen, mijnterreinen, parkeerterreinen, ruderale plaatsen, ruigten (voedselrijke ruigten), tussen straatstenen, rolsteenhellingen, puinhopen, bossen (stenige, open plekken in hellingbossen), kapvlakten, afgravingen (zandgroeven en grindgroeven), waterkanten (zandstrandjes langs grote rivieren) en zeeduinen (duinstruweel en kiezelstranden).
Verspreiding
Wereld: Zuidwest-Azië en Europa, behalve in de meest noordelijke en oostelijke delen. Ingeburgerd in Noord-Amerika.
Nederland: Algemeen, maar zeldzamer in het noordoosten van het land.
Vlaanderen: Vrij algemeen. Het meest in stedelijke gebieden. Toegenomen.
Wallonië: Vrij algemeen.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
2001-2021 K.M. Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NL