Naamgeving (Etymologie): Zuring duidt op de zure smaak van de plant (door de aanwezigheid van oxaalzuur). Rumex komt het Latijnse woord rumex (werpspies), hetgeen slaat op de bladvorm van een aantal soorten. Conglomeratus betekent opeengehoopt of met kluwens.
Kruising: Kluwenzuring kan een kruising vormen met Krulzuring (Rumex x schultzei).
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Bladeren: De langgesteelde bladeren zijn langwerpig-eivormig, 5-20 cm, naar de top versmald en aan de voet min of meer afgerond. De bovenste bladeren zijn smaller en spits.
Bloemen: Tweeslachtig. De groenige bloemen vormen samen een losse, sterk vertakte pluim, die minstens tot de helft, soms tot bovenaan bebladerd is met vrij ver van elkaar staande kluwens. De 2-3 mm lange, binnenste drie bloembladen zijn langwerpig en smal met een gave rand en zonder tanden.
Vruchten: Een eenzadige dopvrucht of nootje. De steeltjes zijn hoogstens even lang als de vruchtkleppen. Deze zijn langwerpig tot eirond, niet getand, met een brede voet en een tongvormig verlengde top. Alle drie de vruchtkleppen hebben een dikke knobbel. Tweezaadlobbig.
Bodem: Zonnige, soms licht beschaduwde, halfopen tot open plaatsen op vochtige tot vaak natte, voedselrijke tot zeer voedselrijke, min of meer compacte en verstoorde grond (de meeste grondsoorten).
Groeiplaatsen: Waterkanten (o.a. langs grachten, sloten en greppels), grasland (verstoorde plaatsen, in de winter onder water staande grasvelden en
uiterwaarden), bermen,
braakliggende grond, bosranden, bossen (open plekken in loofbossen en langs bospaden), akkers en afgravingen (o.a. kleigroeven).
Verspreiding
Wereld: Oorspronkelijk uit West-, Midden- en Zuid-Europa, Zuidwest-Azië, Noordwest-Afrika en op een aantal eilanden in de Atlantische Oceaan. Nu ook in andere werelddelen.
Nederland: Vrij algemeen, maar vrij zeldzaam in het noordoosten, in het Waddengebied, in Flevoland en in Zuid-Limburg.
Vlaanderen: Algemeen.
Wallonië: Vrij algemeen, maar zeldzamer in de Ardennen.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 9, Jan Kops en Johannes Everhardus van der Trappen (1846)
Deutschlands flora, deel 17, J. Sturm, J.W. Sturm (1838-1839)
Icones plantarum medico-oeconomico-technologicarum, deel 2, F.B. Vietz (1804)
Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1883)
Flora Londinensis, deel 3, William Curtis (1778-1781)
Illustrations of the British Flora, Walter Hood Fitch (1924)
Plantae medicinales, deel 2, Nees von Esenbeck, M.F. Wijhe, A. Henry (1828-1833)
Iconographia botanica seu plantae criticae, H.G.L. Reichenbach (1823-1832)
Svensk botanik, deel 3, J.W. Palmstruch e.a. (1807)
Svensk botanik, deel 10, J.W. Palmstruch e.a. (1807-1838)
English Botany, or Coloured Figures of British Plants, deel 8, J.E. Sowerby (1868)
Lapathum acutum et oxylapathum - Lapathum acutum minimum Plantarum seu stiLapathum acutum minimumrpium icones, deel 1, M. de Lobel (1581)