Wilde planten in Nederland en België | |
Knolrus - Juncus bulbosus
Frysk: Somperusk
English: Bulbous Rush
Français: Jonc couché
Deutsch: Knäuelbinse
Synoniemen:
Familie: Juncaceae (Russenfamilie)
Naamgeving (Etymologie): Juncus komt van het Latijnse jungere (verbinden), omdat soorten van dit geslacht werden gebruikt als bind- en vlechtmateriaal. Bulbosus betekent met een bol of een knol.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur: Overblijvend.
Plantvorm: Rus.
Winterknoppen: Hydrofyt, hemikryptofyt of helofyt.
Hoofdbloei: Juni t/m november.
Afmeting: 5-20(-200) cm.
| |
|
Wortels: Geen wortelstok.
|
|
|
|
Stengels: Dichte polletjes vormend. De dunne stengels zijn vaak rood aangelopen en vrij sterk vertakt. Vaak wortelen ze op de knopen. Ze kunnen in het water drijven (en dan vaak niet bloeiend) of ze liggen op de grond of soms staan ze rechtop. Vaak azijn ze an de voet iets knolvormig verdikt en tot bovenaan bebladerd.
|
|
|
|
Bladeren: De hoogtebladen steken meestal boven de bloeiwijze uit. De opgerichte bloeistengels dragen in de onderste helft enkele draadvormige bladen, waarvan de bladschijf dwarsschotten heeft die van buiten af vaak nauwelijks zichtbaar zijn (geen volledige dwarsschotten). De bladen zijn 5-25(-36) cm lang. In dieper water zijn ze vaak zeer dun.
|
|
|
|
Bloemen: Tweeslachtig. De bloeiwijze is vertakt. De ijle bloemhoofdjes zijn niet opeengedrongen en staan aan het eind van rechtopstaande tot wijd afstaande, vaak gekromde en niet of maar weinig vertakte takken. De zes bloemdekbladen zijn allemaal ongeveer even lang. Ze zijn vrij spits tot stomp, langwerpig, groenig tot bruin, 3-4 mm, iets korter tot iets langer dan de vrucht. In de bloeiwijze ontwikkelen zich vaak jonge plantjes. Bloemen met drie meeldraden, maar soms vier tot zes.
|
|
|
|
Vruchten: Een doosvrucht. De vruchten zijn meestal sigaarvormig met een kort stekelpuntje. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Eenzaadlobbig.
| |
|
Biotoop
Bodem: Zonnige, open plaatsen op natte, voedselarme, zure grond. Ook in stromend en stilstaand, ondiep water (zand, leem en veen, soms op zware klei).
Groeiplaatsen: Moerassen (oud veenmosrietland), zeeduinen (duinvalleien), waterkanten en water (zandige of lemige oevers van vennen en langs en in beekjes, sloten en greppels), heide (langs vennen en afgeplagde heide), afgravingen (zandgroeven en leemputten) en in karrensporen.
Verspreiding
Wereld: Noordwest-Afrika, op eilanden in de Atlantische Oceaan en in West-, Midden- en Noord-Europa (ook op IJsland). Eveneens in Newfoundland. Ingeburgerd in o.a. Nieuw-Zeeland.
Nederland: Algemeen in het oosten en midden van het land en op de Waddeneilanden en zeldzaam in laagveengebieden. Elders zeldzamer of ontbrekend.
Vlaanderen: Vrij algemeen. Het meest in de Kempen en zandig Vlaanderen.
Wallonië: Vrij algemeen in de Ardennen. Elders zeldzamer.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
2001-2022 K.M. Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NL