Frysk-Knolgeiteburd English-Dropwort Français-Spirée filipendule Deutsch-Kleines Mädesüß Synoniemen-Filipendula hexapetala Familie-Rosaceae (Rozenfamilie) Naamgeving (Etymologie)-Filipendula is afgeleid van het Latijnse filum (draad) en pendula (hangen), een verwijzing naar de vele kleine bloemen die bij elkaar hangen aan draadachtige stengels. Vulgaris betekent gewoon. Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten). Levensduur-Overblijvend. Plantvorm-Hemikryptofyt. Hoofdbloei-Juni en juli. Afmeting-30-60 cm.
Wortels-Wortels met eivormige knollen.
Stengels-De stengels staan rechtop.
Bladeren-De gezaagde bladen zijn langgerekt, worden tot 30 cm lang en bestaan uit ongeveer twintig bijna even grote deelblaadjes. De onderste bladen hebben acht tot twintig paar grote deelblaadjes. Deze zijn 0,5-2,5 cm lang. Ze zijn aan beide kanten groen en diep ingesneden (veerspletig). Het eindblaadje is weinig of niet groter. De steunblaadjes zijn klein.
Bloemen-Tweeslachtig. De bloemen groeien in rijkbloemige, vlakke pluimen. Meestal zijn er zes eivormige kroonbladen, die groter zijn (0,5-1 cm) dan die van Moersspirea. Ze zijn wit en van onderen paarsroze.
Vruchten en zaden-Een eenzadige dopvrucht of nootje. De behaarde vruchten zijn ongeveer 4 mm. Ze zijn recht en niet gewonden. Tweezaadlobbig.
Biotoop Bodem-Zonnige plaatsen op vrij droge, matig voedselarme tot matig voedselrijke, niet bemeste, neutrale, vaak kalkhoudende grond (leem, löss en mergel). Groeiplaatsen-Kalkgrasland, bermen en bosranden. Verspreiding Wereld-Europa, Midden-Azie en bergstreken in Noord-Afrika. Nederland-Inheems. Zeer zeldzaam. Vlaanderen-Inheems. Zeer zeldzaam. Wallonië-Inheems. Zeer zeldzaam. 2001-2024 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl |