Frysk-Krûpwylch English-Creeping willow Français-Saule rampant Deutsch-Kriech-Weide Synoniemen-Salix rosmarinifolia, Salix arenaria, Salix argentea Familie-Salicaceae (Wilgenfamilie) Naamgeving (Etymologie)-Salix komt mogelijk van het Keltische sal (dicht bij water), hetgeen te maken heeft met de groei van veel wilgensoorten langs het water. Het kan echter ook afkomstig zijn van het Latijnse salire (snel groeien). Veel wilgensoorten groeien namelijk snel. Repens betekent kruipend. Ondersoorten-Het uiterlijk van verschillende struikjes kan sterk varieren. Er worden verschillende ondersoorten onderscheiden (o.a. subsp. repens, subsp. galeifolia en subsp. dunensis). Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten). Levensduur-Overblijvend. Plantvorm-Fanerofyt. Hoofdbloei-April en mei. Afmeting-15-120 cm.
Wortels-Wortels met uitlopers. Stam en takken-Een in of over de grond kruipende stam. Jonge takken zijn behaard, maar worden later kaal. Ze zijn geel tot bruin van kleur en kruipen voor een deel, een ander deel is boogvormig opstijgend. Bladeren-De bladeren zijn zeer variabel. Ze zijn 0,5-5 cm lang, hebben een gave of onduidelijk getande rand, zijn vlak of met een iets omgerolde rand, zijn omgekeerd eirond tot langwerpig en de top is teruggekromd, afgerond of stomp. Eerst zijn ze aan beide kanten dicht zilverachtig behaard, later worden ze vaak gedeeltelijk of helemaal kaal. De bovenkant is dan min of meer glanzend en vaak zilverachtig. Er zijn geen steunblaadjes of ze zijn zeer klein en vallen dan vroeg af.
Bloemen-Eenslachtig. Tweehuizig. De zittende, 1-2½ cm lange katjes verschijnen tegelijk met de bladeren of iets eerder. De schutbladen worden naar de top donker roodbruin tot zwartachtig. Elke bloem heeft één honingklier. Het vruchtbeginsel is gesteeld en zijdeachtig-viltig behaard tot kaal.
Vruchten en zaden-Een doosvrucht. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig.
Biotoop Bodem-Zonnige of licht beschaduwde plaatsen op droge tot natte, voedselarme, zwak zure tot kalkrijke grond (zand, leem, zavel en veen). Subsp. dunensis groeit het meest op kalkrijke zandgrond (bijv. in de duinen) en subsp repens op zure zandgrond (bijv. in de Kempen). Groeiplaatsen-Duinen, moerasbossen, bosranden, schraal grasland, drassig hooiland, binnenduinweiland, dopheidevelden, grazige heide op lemige grond, veenmoerassen, tichelgaten en schrale bermen. Verspreiding Wereld-Koude en gematigde streken in Europa. Nederland-Inheems. Algemeen. Vlaanderen-Inheems. Vrij algemeen. Wallonië-Inheems. Zeldzaam. 2001-2024 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl |