Wilde planten in Nederland en België | |
Krulzuring - Rumex crispus
Frysk: Krolsurk
English: Curly Dock
Français: Patience crépue
Deutsch: Krauser Ampfer
Synoniemen:
Familie: Polygonaceae (Duizendknoopfamilie)
Naamgeving (Etymologie): Zuring duidt op de zure smaak van de plant (door de aanwezigheid van oxaalzuur). Rumex komt het Latijnse woord rumex (werpspies), hetgeen slaat op de bladvorm van een aantal soorten. Crispus betekent gekroesd.
Kruising: Krulzuring kan een bastaard vormen met zowel Waterzuring (Rumex x schreberi) als met Kluwenzuring (Rumex x schultzei). Bermzuring is de hybride van Krulzuring en Ridderzuring.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur: Overblijvend.
Plantvorm: Kruid.
Winterknoppen: Hemikryptofyt.
Hoofdbloei: Mei t/m oktober.
Afmeting: 50-150 cm.
|
|
Wortels: Een lange, weinig vertakte, stevige penwortel, met daarop een kort en dik ondergronds stengelstuk, waaraan de rozetbladen en bloeistengels ontspringen.
|
|
|
|
Stengels: De rechtopstaande, kantige stengels zijn gegroefd.
| |
|
|
Bladeren: De verspreidstaande, donkergroene, langwerpige tot lancetvormige, tot 30 (soms tot 40) cm lange bladen hebben gekroesde randen (zeker de wortelstandige bladen). Naar de top zijn ze versmald. Ze zijn niet of zwak hartvormig en hebben een korte, van boven vlakke, niet gegroefde steel.
|
Bloemen: Tweeslachtig. De al of niet vertakte, meestal smalle bloempluim is rijkbloemig. De takken groeien tamelijk rechtop. De bloemen zijn groenig. De binnenste drie bloemdekbladen zijn eivormig, hebben een hartvormige voet en meestal een knobbel. Bloemen met zes meeldraden. Het vruchtbeginsel is bovenstandig met één stijl en drie stempels.
|
|
Vruchten en zaden: Een eenzadige dopvrucht of nootje. De vruchtkleppen zijn eirond tot rondachtig met een gave rand. Ze worden 3½-6 mm lang en vrijwel steeds alle drie met een knobbel. Het driekantig nootje wordt 1,5- 1,8 mm. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig.
| |
|
|
Giftigheid: Zwak giftig.
Biotoop
Bodem: Zonnige, open of grazige plaatsen op vochtige, niet of weinig zure, voedselrijke en meestal verstoorde grond. Ook op brakke grond (zand, leem, zavel, klei en stenige plaatsen).
Groeiplaatsen: Heggen, bermen (verstoorde plaatsen), waterkanten (o.a. langs rivieren, sloten en meren), akkers, ruigten, waterkanten (o.a. langs greppels), ruderale plaatsen, braakliggende grond, grasland (weiland in uiterwaarden en gescheurd grasland), dijken, zeeduinen (langs duinplassen en in duinbermen die tegen verstuiving bedekt zijn met hooi of stro), ruigten op vloedmerkgordels langs de kust en ijsbaantjes.
Verspreiding
Wereld: Oorspronkelijk uit Europa, West-Azië en Noord-Afrika.
Nederland: Inheems. Algemeen.
Vlaanderen: Inheems. Algemeen.
Wallonië: Inheems. Algemeen.
2001-2022 K.M. Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl