|
Wilde planten in Nederland en België |
|
Lidrus - Equisetum palustre
Frysk-Lidrusk
English-Marsh Horsetail
Franç ais-Prê le des marais
Deutsch-Sumpf-Schachtelhalm
Synoniemen
Familie-Equisetaceae (Paardenstaartenfamilie)
Naamgeving (Etymologie)-Equisetum komt van het Latijnse equus (paard) en setum (borstel of haren), omdat veel soorten op een paardenstaart lijken. Palustre betekent het moeras bewonend.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur-Overblijvend.
Plantvorm-Geofyt
Rijpe sporen-Mei t/m juli, zelden in augustus en september.
Afmeting-20-60 cm.
|
|
|
|
Wortels-De lange, kruipende en kale wortelstok (vrij diep in de bodem) is zwart of paarsbruin, vaak enigszins glanzend en met meestal in snoeren gerangschikte knollen.
|
|
|
|
Stengels-De rechtopstaande, geelachtig groene tot groene, glanzende, slanke en holle stengels zijn meestal vertakt en iets ruw. Ze zijn kantig door een klein aantal ribben (gegroefd met 6-8 groeven). De lijsten zijn smal en stomp, groeven met dwarse rimpels. Ze hebben een nauw middenkanaal (minder dan de helft van de doorsnede). Met kransen van meestal zes of zeven omhoog gekromde, niet vertakte zijtakken, die heel zwak geribd zijn. In de groeven tussen de ribben zie je lange rijen hele kleine witte puntjes (hierdoor ademtde plant). Het eerste lid van de zijtakken is korter (ongeveer half zo lang) dan de daarbij horende stengelschede met tanden. Aan de basis een glanzend donkerbruin tot bijna zwart omhulsel. Vruchtbare en niet vruchtbare stengels lijken veel op elkaar en verschijnen vrijwel op dezelfde tijd. De takken zijn meestal 4-5-kantig, rechtopstaand, met een centrale holte, de schedetanden hiervan zijn driehoekig met een lange, spoedig afvallende top en staan eveneens rechtop.
| |
|
|
Bladeren-Bladkransen met groene, aan de top zwarte, naar binnen buigende tanden. De tanden van de scheden zijn breed en witvliezig gerand.
| |
|
|
Sporen-De 1-3 cm lange en 4-6 mm brede, ronde sporenaar, bovenaan de vruchtbare stengel (eindelings), is eerst zwart, maar wordt later bruin. De dunne, eirond-langwerpige aar heeft een stompe top en een slanke steel. De spil van de aar is hol. De aar groeit in de bovenste bladkrans. Een enkele keer komen ook aan zijtakken sporenaren voor.
| |
|
|
Biotoop
Bodem-Zonnige, gesloten of vaak vrij open plaatsen (pionier) op vochtige of meestal natte (zelden drogere), matig voedselrijke tot zeer voedselrijke en vaak verstoorde grond. Vooral op plekken met een sterk wisselende grondwaterstand.
Groeiplaatsen-Grasland, spoordijken, langs sloten en greppels, bermen, veenmoerassen en moerassig weiland.
Verspreiding
Wereld-Gematigde en koude streken op het noordelijk halfrond.
Nederland-Inheems. Algemeen.
Vlaanderen-Inheems. Algemeen.
Wallonië -Inheems. Algemeen.
Wetenswaardigheden
Giftig, vooral voor koeien, ook in gedroogde toestand (hooi). Als het om grote hoeveelheden gaat is de plant zelfs dodelijk.
2001-2023 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl