Frysk-Túchklaver English-Hop Trefoil Français-Trèfle champêtre Deutsch-Feld-Klee Synoniemen-Trifolium procumbens Familie-Fabaceae (Vlinderbloemenfamilie) Naamgeving (Etymologie)-Klaver komt mogelijk van een Indogermaanse grondvorm glei (smeren), naar het kleverige vocht van de bloemen. Trifolium komt van het Latijnse tri (drie) en folium (blad). De bladen zijn drietallig. Campestre betekent van het vlakke veld. Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten). Levensduur-Eenjarig. Plantvorm-Therofyt. Hoofdbloei-Mei t/m september. Afmeting-5-30 cm.
Wortels-Een kleine penwortel met wortelknolletjes.
Stengels-De liggende, opstijgende of rechtopstaande stengels zijn min of meer behaard.
Bladeren-De verspreidstaande, kort gesteelde bladeren hebben drie omgekeerd eironde, aan de top meestal afgeronde deelblaadjes. Het middelste heeft een steeltje van ongeveer 3 mm, de beide deelblaadjes aan de zijkanten zijn vrijwel zittend. De steunblaadjes zijn eirond, aan de top lang toegespitst en over ongeveer de helft van hun hoogte met de bladsteel vergroeid.
Bloemen-Tweeslachtig. Een bolvormige bloeiwijze met twintig tot veertig bloemen. De bloeiwijze (het hoofdje) is meer dan 1 cm groot en staat op een stevige, vrijwel rechte steel. De afzonderlijke bloemen staan op heel korte steeltjes. De citroengele kroonbladen zijn (-3)4-5 (-6) mm lang. Na het uitbloeien worden ze strobruin. De vlag is breed, niet gevouwen over de hoofdnerf en heeft vele hoogteplooien (nerven en daardoor gestreept). De vlag is alleen aan de top naar binnen gekromd en duidelijk langer dan de andere kroonbladen. De tien meeldraden zijn vergroeid met elkaar en het vruchtbeginsel is bovenstandig met een stijl en stempel.
Vruchten en zaden-Een doosvrucht. De peulen zijn eivormig en bevatten meestal maar één zaadje. De stijl is duidelijk korter dan de rest van de vrucht. De zaden zijn kortlevend (1-5 jaar). Tweezaadlobbig.
Biotoop Bodem-Zonnige, droge of iets vochtige, matig voedselarme tot matig voedselrijke, niet of weinig bemeste, neutrale tot meestal kalkhoudende grond (zand, leem, zavel en mergel). Groeiplaatsen-Bermen, langs paden, duinen, schraal grasland, zandduintjes langs rivieren, dijken en kalk- en leemgroeven. Verspreiding Wereld-Oorspronkelijk uit Europa, behalve in de meest noordelijke delen, Zuidwest-Azië en Noord-Afrika. Nederland-Inheems. Algemeen. Vlaanderen-Inheems. Vrij algemeen. Wallonië-Inheems. Vrij algemeen. 2001-2024 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl |