|
Wilde planten in Nederland en België |
|
Middelste waterranonkel - Ranunculus aquatilis
Frysk-Fine wetterbûterblom
English-Common water-crowfoot (White water-crowfoot)
Français-Renoncule aquatique
Deutsch-Gemeiner Wasserhahnenfuß
Synoniemen-Fijne waterranonkel, Ranunculus aquatilis var. aquatilis
Familie-Ranunculaceae (Ranonkelfamilie)
Naamgeving (Etymologie)-Ranunculus is het verkleinwoord van het Latijnse rana en betekent kikker. Ranonkels groeien vaak in of langs het water en in vochtige weiden, de plek waar veel kikkers voor komen. Aquatilis betekent in het water levend.
Opmerking-Kleine waterranonkel en Middelste waterranonkel werden in Nederland voorheen samengevoegd onder de naam Fijne waterranonkel (Ranunculus aquatilis var. diffusus en Ranunculus aquatilis var. aquatilis).
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur-Eenjarig of overblijvend.
Plantvorm-Hydrofyt.
Hoofdbloei-Mei t/m augustus.
Afmeting-10-150 cm.
| |
|
|
Wortels-Diep wortelend.
|
|
Stengels-De stengels drijven voor een deel. De bladsteel van de drijvende bladen zijn langer dan de vruchtsteel.
| |
|
|
Bladeren-Giftig. Drijvende en overgangsbladen kunnen aanwezig zijn, maar ze kunnen ook ontbreken. De volgroeide ondergedoken bladen zijn korter dan de stengelleden. De drijvende bladeren zijn diep gedeeld in drie slippen, die aan de rand vaak uitlopen in draadvormige punten. Op drooggevallen plaatsen hebben ze korte, stijve slippen. Ondergedoken bladeren worden tot 5 cm lang en zijn meervoudig driedelig en aan het eind gaffelvormig vertakt. De lijnvormige slippen liggen in het water uitgespreid, maar kleven buiten het water samen.
|
|
Bloemen-Tweeslachtig. De witte bloemen zijn 1-2 cm. De vijf 5-12 mm lange kroonbladen bedekken elkaar rondom een geel hart. Ze hebben dus een gele voet (nagel). Elke bloem heeft eveneens vijf kelkbladen. Er zijn meestal veertien tot tweeentwintig meeldraden. De honinggroeven zijn cirkelvormig (zelden halvemaanvormig). De behaarde bloembodem is is bij rijpheid ongeveer even lang als breed. Het vruchtbeginsel is bovenstandig.
|
|
Vruchten en zaden-Een eenzadige dopvrucht of nootje. De ovale vruchten zijn 1,5-2 mm lang en niet gevleugeld. De vruchtjes kunnen kaal of behaard zijn. Tweezaadlobbig.
| |
|
|
Biotoop
Bodem-Zonnige plaatsen, in ondiep, stilstaand of zwak stromend, matig voedselrijk of voedselrijk, neutraal of licht alkalisch, hard, meestal helder, zoet of soms zwak brak water met een bodem van zand, zavel of klei of een stenige bodem. Soms ook op droogvallende plekken.
Groeiplaatsen-Vijvers, sloten, kanalen, beken, poelen, plassen, doorbraakkolken, kleiputten, duinpoelen, soms in periodiek overstroomde gebieden (dan eenjarig) en in water boven rotsgesteente. Vaak vlak langs de oevers.
Verspreiding
Wereld-In alle werelddelen, in gebieden met een gematigd of koel klimaat. Het meest in West- en Midden-Europa.
Nederland-Inheems. Vrij algemeen.
Vlaanderen-Inheems. Vrij algemeen.
Wallonië-Inheems. Zeldzaam.
2001-2023 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl