Stengels: De onderste takken van de bloeiwijze staan met drie tot zes bij elkaar en zijn opgericht, maar hangen vaak aan de top over. Moerasbeemdgras vormt losse pollen.
Bloemen: Tweeslachtig. De grote, ijle bloempluim is glanzend en bevat veel bloemen. Aan de top hangt de pluim vaak over. Na de bloei staat de pluim wijd uit en heeft bijna witte aartjes.
Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiante - CC BY-SA 4.0
Digitale zadenatlas
Biotoop
Bodem: Zonnige tot licht beschaduwde, vrij open plaatsen op vochtige tot natte, zelden vrij droge, matig voedselrijke tot voedselrijke, zwak zure tot basische, kalkhoudende, al of niet humeuze grond (zand, leem en veen, soms op klei of duinzand).
Groeiplaatsen: Moerassen, waterkanten (beken, rivieren en gegraven duinplassen), grasland (hooiland en beekdalhooiland),
bermen, droge
sloten, afgravingen (leemgroeven), afgeplagde plekken, braakliggende grond, langs spoorwegen (vrij droge plaatsen in ballastbedden), grienden, zelden in bossen en op kapvlakten.
Verspreiding
Wereld: Gematigde en koudere streken op het noordelijk halfrond. In Europa voornamelijk in het noorden en midden. Westelijk tot in Midden-Frankrijk.
Nederland: Vrij algemeen, maar zeldzamer in Zeeland, in de duinen en in het noordelijk zeekleigebied.
Vlaanderen: Vrij algemeen.
Wallonië: Zeldzaam.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te
vergroten).
Flora Batava, deel 15, Jan Kops en F.W. van Eeden (1877)
Deutschlands Flora in Abbildungen,
Jacob Sturm und Johann Georg Sturm
Deutschlands Flora in Abbildungen,
Jacob Sturm und Johann Georg Sturm
Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1883)
Svensk botanik, deel 7, J.W. Palmstruch e.a. (1807-1838)
Bilder ur Nordens Flora, deel 3, Carl Axel Magnus Lindman (1922-1926)