|
Wilde planten in Nederland en België |
|
Moeraszegge - Carex acutiformis
Frysk-Sompesigge
English-Lesser Pond-sedge
Français-Laîche des marais
Deutsch-Sumpf-Segge
Synoniemen
Familie-Cyperaceae (Cypergrassenfamilie)
Naamgeving (Etymologie)-Zegge stamt uit het Indogermaanse woord seq (snijden). Carex is zeer waarschijnlijk afgeleid van het Latijnse ceiro (ik snij), een verwijzing naar de scherpe kanten van de bladeren. Acutiformis betekent met een scherpe of spitse vorm.
Kruising-Moeraszegge kan een kruising vormen met Draadzegge (Carex x uechtritziana) en met Oeverzegge (Carex x sooi).
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur-Overblijvend.
Plantvorm-Helofyt of geofyt.
Hoofdbloei-Mei en juni.
Afmeting-50-100 cm.
| |
|
|
Wortels-Lange, kruipende wortelstokken.
|
|
|
|
Stengels-Vaak zodevormend. De kale, bebladerde stengels worden tot 4 mm dik. Ze staan meestal stijf rechtop en zijn scherp driekantig en ruw. Ze zijn meestal ongeveer even lang als de bladen.
|
|
|
Bladeren-De bladeren zijn van boven glanzig donkergroen en van onderen blauwgrijs. Ze zijn 0,5-2 cm breed en hangen vaak over. De dwarsnerven in de bladscheden en bladschijven zijn minder opvallend dan die van Oeverzegge. De onderste bladscheden zijn meestal paars aangelopen en gaan rafelen.
|
|
|
|
Bloemen-Eenslachtig. Eenhuizig. De brede schutbladen lijken op gewone bladen. De onderste zijn meestal langer dan de bloeiwijze en zonder schede (of een zeer korte schede). De twee of drie mannelijke aren staan dicht bij elkaar bovenaan de stengel. Daaronder zie je twee of meer, iets verder uit elkaar staande, vrouwelijke aren. De rechtopstaande aren zijn kort gesteeld of zittend en meestal niet langer dan 5 cm. De vrouwelijke aren zijn iets knotsvormig en 6-8 mm breed en met drie stempels (een enkele keer twee stempels). De kafjes zijn lancetvormig in een aan de rand gezaagde spits versmald, zwartbruin met een groene middenstreep en iets korter dan de urntjes (ongeveer 1 mm breed). De mannelijke aren zijn sigaarvormig, zwak driekantig en ongeveer 5 mm breed en meestal niet langer dan 3 cm.
Vruchten en zaden-Een eenzadige dopvrucht of nootje. De kale urntjes zijn 4-5 mm lang en afgeplat driekantig, vaak dofgrijsbruin tot olijfgroen. Ze hebben een iets leerachtige wand en zijn versmald in een korte, lichtbruine, ondiep ingesneden snavel met afstaande tanden. De kleine vruchten zijn omgekeerd eirond en driekantig. De zaden zijn kortlevend (1-5 jaar). Eenzaadlobbig.
|
|
|
|
Biotoop
Bodem-Zonnige tot matig beschaduwde plaatsen op natte, matig voedselrijke tot voedselrijke, vaak kalkhoudende grond en in ondiep water, op plaatsen met grote waterstandswisselingen. Ook in zwak brak milieu (laagveen, rivierklei, zavel, leem, löss en zand).
Groeiplaatsen-Moerassen, luwe slibrijke kommen in zoetwatergetijdengebieden, sloten, petgaten, kleine plassen, vrij steil aflopende oevers van kanalen, aan de loefzijde van grote plassen, vlakke oevers van weidesloten, beekdalhooiland, heide, lage duinkopjes met een waterkerende laag in de ondergrond, duinbosjes, moerasige laagten in rivier- en beekbegeleidende bossen, bronbossen, getijdengrienden, hakhoutbosjes, bosjes op zandige stroomruggen en polderbosjes.
Verspreiding
Wereld-Europa (behalve in het uiterste noorden) en West- en Midden-Azië.
Nederland-Inheems. Algemeen.
Vlaanderen-Inheems. Algemeen.
Wallonië-Inheems. Vrij algemeen.
2001-2023 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl