Naamgeving (Etymologie): Zegge stamt uit het Indogermaanse woord seq (snijden). Carex is zeer waarschijnlijk afgeleid van het Latijnse ceiro (ik snij), een verwijzing naar de scherpe kanten van de bladeren. Aquatilis betekent in het water levend.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Stengels: De stengels worden tot 3 mm dik, zijn stomp driekantig, min of meer afgerond, glad en nogal bros. De onderste scheden zijn lichtbruin en voor een deel rood aangelopen.
Bladeren: De grijsgroene bladeren zijn vlak of iets gootvormig, 4-7 mm breed, vrij stijf en hebben geen stekende top. Bij verdroging rollen de randen naar boven om.
Teresa Prendusi - Public Domain
E.G. Hurd, N.L. Shaw, J. Mastrogiuseppe, L.C. Smithman en S. Goodrich - Public Domain
Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiante - CC BY-SA 4.0
Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiante - CC BY-SA 4.0
Bloemen: Eenslachtig. Eenhuizig. De bloeiwijze is niet onderbroken en beslaat ongeveer het bovenste kwart van de halm. Meestal zijn er twee of drie mannelijke aren en daaronder drie tot vijf vrouwelijke aren. De bloemen bevatten twee stempels. De rechtopstaande aren zijn kort gesteeld tot zittend en minder dan 5 mm dik. De iets knotsvormige vrouwelijke aren worden naar de voet ijler. De schutbladen van de vrouwelijke bloemen zijn bladachtig, gootvormig en hebben geen schede.
Gewoonlijk steekt meer dan één schutblad boven de bloeiwijze uit. Het onderste omvat met twee donkere oortjes de stengel. De kafjes worden naar de rand bruin, in het midden zijn ze strokleurig. Ze hebben een driennervige kiel.
Vruchten: Een eenzadige dopvrucht of nootje. De urntjes zijn afgeplat, 2-3 mm lang, niet generfd, bleekgroen of soms iets paars gespikkeld en hebben geen snavel. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Eenzaadlobbig.
E.G. Hurd, N.L. Shaw, J. Mastrogiuseppe, L.C. Smithman en S. Goodrich - Public Domain
Digitale zadenatlas
Biotoop
Bodem: Zonnige plaatsen op natte, matig voedselrijke, humeuze tot venige, slibhoudende grond.
Groeiplaatsen: Moerassen en waterkanten (dichtgroeiende oude beekarmen, uitgeveende plassen, moerasveen en verlandingsstadia in sloten) en soms in grasland (hooiland).
Verspreiding
Wereld: Koudere streken op het Noordelijk
halfrond, noordelijk tot langs de Noordelijke IJszee en zuidelijk tot in Ierland, Wales, Nederland en Noordwest-Duitsland.
Nederland: Zeldzaam in Zuid-Fryslân, Drenthe, Groningen en Noord-Overijssel, zuidelijk tot de Overijsselse Vecht.
Vlaanderen: Niet in Vlaanderen.
Wallonië: Niet in Wallonië.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Das Pflanzenreich, deel 20, H.G.A. Engler (1900-1968)
Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1883)
Fig. 16
The American journal of science and arts, deel 1 (1818-1885)