Frysk-Sibearyske stjerhyasint English-Siberian Squill Français-Scille de Sibérie Deutsch-Sibirischer Blaustern Synoniemen Familie-Asparagaceae (Aspergefamilie) Naamgeving (Etymologie)-Scilla stamt of van het Griekse scullein (schaden), omdat de bol van Scilla officinalis zeer vergiftig is of het komt van het Griekse schidzoo (splijten) en zou dan slaan op de lagen van de bolschubben, die geleidelijk los komen óf van killoo (bewegen) vanwege de bolronde bol. Siberica betekent Siberië. Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten). Levensduur-Overblijvend. Plantvorm-Geofyt. Hoofdbloei-Maart en april. Afmeting-10-25 cm.
Wortels-Een bijna bolronde, tot 2 cm dikke bol.
Stengels-De bloeistengels staan rechtop. De stengel is samengedrukt, aan de ene zijde vlak, aan de andere gewelfd.
Bladeren-De twee tot vier bladen zijn langwerpig tot breed-lijnvormig. Ze worden tot meer dan 1 cm breed. Aan de kapvormig samengetrokken top zijn ze enigszins spits. Zij zijn meestal korter dan de stengel. Tijdens de bloei zijn ze nog niet volledig uitgegroeid.
Bloemen-Tweeslachtig. De knikkende bloemen staan met één tot drie bijeen, met kleine schutblaadjes. Het bloemdek is donkerblauw, klokvormig en 0,9-1,4 cm groot. De bloemdekladen zijn ongeveer 4 mm breed en niet-vergroeid. Het vruchtbeginsel is groen, zowel bij paarse als witte bloemen. De niet-verbrede, cilindrische helmdraden staan aan de basis van de kroonbladen ingeplant. De meeldraden zijn omstreeks half zo lang als de bloemdekbladen.
Vruchten en zaden-Een doosvrucht. Eenzaadlobbig.
Biotoop Bodem-Licht beschaduwde, soms zonnige plaatsen op vochtige, matig voedselrijke of voedselrijke, humeuze, vaak kalkhoudende grond. Groeiplaatsen-Bossen (vooral bij buitenplaatsen), struwelen en aan de binnenduinrand. Verspreiding Wereld-Oorspronkelijk uit Zuidwest en West-Azië. Nederland-Ingeburgerd in de 19de eeuw. Vrij zeldzaam. Stinsenplant.
Vlaanderen-Ingeburgerd. Zeldzaam. Wallonië-Ingeburgerd. Zeldzaam. 2001-2024 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl |