Wilde planten in Nederland en België | ||
Puntig fonteinkruid - Potamogeton friesii
Frysk: Skerp bearzerûch
English: Flat-stalked Pondweed, Fries pondweed
Français: Potamot à feuilles mucronées, Potamogeton friesii
Deutsch: Stachelspitziges Laichkraut
Verouderde of andere namen: Potamogeton mucronatus
Familie: Potamogetonaceae (Fonteinkruidfamilie)
Naamgeving (Etymologie): Potamogeton is afgeleid van het Griekse potamos (rivier) en geiton (buurman), m.a.w. een rivierbewoner. Mucronatus betekent van een spitse punt voorzien. Friesii is genoemd naar de Zweedse mycoloog en botanicus Elias Magnus Fries (1794-1878).
Kruising: Puntig fonteinkruid kan een kruising vormen met Gekroesd fonteinkruid (Potamogeton x lintonii).
Dit Fonteinkruid is de steriele hybride tussen Gekroesd- en Puntig fonteinkruid
en staat op vergelijkbare plaatsen waar die beide stamouders ook graag groeien. Nederland valt geheel binnen het Europese deel van de beide stamouders en ze komt zeldzaam verspreid voor door het hele land. Ze heeft de habitus van een weinig krachtig Gekroesd fonteinkruid. De rhizomen zijn zwak ontwikkeld en de stengels zijn afgeplat en hebben op een of twee van de bredere zijkanten ervan een ondiepe, overlangse groef. De bladen
zijn vlak of iets gekroesd en nagenoeg zonder tandjes langs de bladrand behalve nabij de stompe tot spitse bladtop (meerdere bladen controleren !). De steunblaadjes zijn aan de voet vergroeid en de middennerf wordt aan beide kanten begeleid door holtes die breed beginnen aan de basis van het blad maar snel versmallen tot een nauwe band die zich uitstrekt tot of nabij de bladtop.
René van Moorsel, 2014 - CC
BY-SA 3.0
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur: Overblijvend.
Plantvorm: Kruid.
Winterknoppen: Hydrofyt.
Bloeimaanden: Juni, juli en augustus.
Afmeting: 50-120 cm.
|
|
|
|
Wortels: Een dunne (nog geen mm dikke), vrij lang kruipende en rijk vertakte wortelstok.
| |
|
|
Stengels: Een onbehaarde plant. De stengels zijn afgerond-afgeplat en voornamelijk bovenaan vertakt met talrijke korte zijtakjes (in de oksels van de bladen). Ze zijn tot meer dan 1 mm breed met meestal 3 tot 5 cm lange stengelleden.
|
|
|
|
Bladeren: Alle bladen zijn ondergedoken. De op gras lijkende, zittende bladen zijn lijnvormig, 4 tot 5 cm lang en 2 tot 3½ mm breed, doorschijnend, lichtgroen en hebben meestal vijf nerven. De bladtop is stomp of toegespitst. Het net van mazen naast de middennerf is zichtbaar, maar vaak onduidelijk. De dwarsnerven staan vrij ver uit elkaar en onregelmatig (soms onduidelijk). Aan de voet van ieder blad zitten twee min of meer duidelijke, zwartachtige knobbels. De steunblaadjes bij de voet zijn met vergroeide randen stengelomvattend.
|
Bloemen: Tweeslachtig. De vrij korte (3-10 mm) aren zijn losbloemig en bevatten meestal drie of vier, heel soms tot tien, groenige bloemen. De aarsteel wordt 2-6 cm lang (twee tot drie keer zo lang als de aren) en is bovenaan verdikt.
|
|
|
|
Vruchten: Een steenvrucht. In de vruchttijd zijn de aren los en tot 15 mm lang. De vruchtjes zijn scheef ovaal, aan de buikzijde bolvormig, aan de rugzijde gekield, stomp, bijna 2 mm lang, 1,5 mm breed en glad met een kort spitsje. Vaak worden er maar weinig zaden gevormd. Tweezaadlobbig.
Biotoop
Bodem: Zonnige plaatsen in ondiep, kalkrijk, voedselrijk, stilstaand of zwak stromend, zoet of zwak brak water met een modderige, licht tot matig organische bodem van zeeklei, rivierklei, veen of zand. Soms ook in groter en dieper water.
Groeiplaatsen: Water (plassen, vijvers, kanalen, beken en sloten).
Verspreiding
Wereld: Koel-gematigde streken op het noordelijk halfrond.
Nederland: Vrij zeldzaam. Het meest in laagveengebieden in het westen en noorden van het land.
Vlaanderen: Zeer zeldzaam of verdwenen. Zeer sterk afgenomen.
Wallonië: Vroeger op drie plaatsen. Na 1979 niet meer aangetroffen.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
| |
|
2001-2021 K.M. Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NL