|
Wilde planten in Nederland en België |
|
Reukeloze kamille - Tripleurospermum maritimum
Frysk-Klaaikamelle
English-Scentless Mayweed
Français-Matricaire maritime
Deutsch-Geruchlose Kamille
Synoniemen-Matricaria maritima, Tripleurospermum inodorum, Tripleurospermum perforata, Tripleurospermum perforatum, Matricaria indorata, Chamaemelum inodorum
Familie-Asteraceae (Composietenfamilie)
Naamgeving (Etymologie)-Kamille is een verbastering van het Griekse chamaimelon, samengesteld uit chamai (op de grond) en melon (appel). Waarschijnlijk is deze naam ontstaan omdat het op de grond groeiende plantje enigszins naar appels ruikt. Dit blijkt ook uit Vlaamse namen als Appellijn voor de Echte kamille. Tripleurospermum komt van Griekse treis (drie) en spermum (zaden), dus driezadig. Maritimum betekent van of aan de zee.
Ondersoorten-De soort wordt vaak verdeeld in twee ondersoorten (elders ook wel als twee soorten). Zeekamille (Strandkamille) (Tripleurospermum maritima subsp. maritima of Matricaria maritima) en Reukeloze kamille (Tripleurospermum maritima subsp. indora of Matricaria perforata).
Kruising-Gele kamille kan een bastaard vormen met Reukeloze kamille (Anthemicaria x hampeana).
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur-Eenjarig, zelden overblijvend.
Plantvorm-Therofyt of chamaefyt.
Hoofdbloei-Juni t/m november.
Afmeting-10-60 cm.
|
|
Wortels
|
|
|
|
Stengels-Een zwak geurende plant. De liggende, rechtopstaande of meestal opstijgende stengels zijn kaal.
|
|
Bladeren-De verspreidstaande, al of niet vlezige bladen zijn twee- of drievoudig geveerd met lange dunne, vrijwel rolronde, draadvormige slippen.
| |
|
|
Bloemen-Polygaam. De bloemhoofdjes zijn 2-4 cm (wat groter dan die van Echte kamille) en lang gesteeld. De buisbloemen zijn geel en met vijf tanden. De twaalf tot dertig lintbloemen zijn wit. Na de bloei slaan de lintbloemen niet sterk terug (dat is wel zo bij Echte kamille). De bloembodem is halfbolvormig en met merg gevuld. Er zijn geen stroschubben. De rand van de omwindselbladen is grotendeels vliezig en bleekbruin. Eén stijl met twee stempels.
|
|
|
Vruchten en zaden-Het afgeplatte, 1,3-2,5 mm lange nootje heeft aan de binnenkant drie brede, dicht opeenstaande ribben en aan de buitenkant bij de top twee elliptische of naar onderen versmalde olieklieren. Het vruchtpluis is kort en kroontjesachtig. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig.
|
|
|
|
Biotoop
Bodem-Zonnige, open plaatsen (pioniervegetatie) op vochtige, voedselrijke, met name stikstofrijke, zwak zure tot kalkrijke grond. Ook op zilte en brakke grond (vrijwel alle grondsoorten, maar meer op klei en zand dan op veen).
Groeiplaatsen-Duinen, vloedmerken aan de zeekust, stenen zeedijken, drooggevallen zandplaten, ingedijkte kwelders, akkers, open plekken in bermen en dijken, braakliggende grond, omgewerkte grond, opgespoten grond, ruderale plaatsen, voedselrijke ruigten, plantsoenen, tussen straatstenen, puin, drooggevallen rivieroevers, bodems van oude drooggevallen rivierarmen en uiterwaardplassen, kale oevers van geulen in het zoetwatergetijdengebied en ruigten op aanspoelselgordels.
Verspreiding
Wereld-Koude en gematigde streken op het noordelijk halfrond.
Nederland-Inheems. Algemeen.
Vlaanderen-Inheems. Algemeen.
Wallonië-Archeofyt. Vrij algemeen.
© 2001-2023 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl