|
Wilde planten in Nederland en België |
|
Reuzenpaardenstaart - Equisetum telmateia
Frysk-Grutte rûgebal
English-Great Horsetail
Français-Grande prêle
Deutsch-Riesen-Schachtelhalm
Synoniemen-Equisetum maximum
Familie-Equisetaceae (Paardenstaartenfamilie)
Naamgeving (Etymologie)-Equisetum komt van het Latijnse equus (paard) en setum (borstel of haren), omdat veel soorten op een paardenstaart lijken. Telmateia betekent in het moeras groeiend.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur-Overblijvend.
Plantvorm-Geofyt.
Rijpe sporen-Maart t/m mei.
Afmeting-30-180 cm.
|
|
|
|
Wortels-Een donkerbruine. krachtige wortelstok met knollen. Jonge delen zijn begroeid met rossige haren. De wortels kunnen tot 4 meter diep gaan.
|
|
|
Stengels-De bleekwitte, rechtopstaande stengels zijn ongeveer 1 cm dik. Ze zijn stevig, vrij dik, zwak geribd, bijna glad, met twintig tot veertig onopvallende ribben, vertakt in regelmatige, dichte kransen van vele schuin omhoogstaande, soms iets overhangende zijtakken. De groene zijtakken zijn vrijwel altijd niet vertakt. De centrale holte is ongeveer tweederde van de middellijn van de stengel. Hij draagt iets verwijde, kortcilindrische, aanliggende scheden. Deze zijn evenals die van de vruchtbare stengel gegroefd, beneden groenachtig-wit, aan de bovenrand bruin, evenals de circa 30 borstelvormige tanden. De grootste breedte van plant ligt dicht onder de top. De takken zijn dun, groen, ruw en door de diepe groeven van de 4 lijsten 8-kantig. De scheden hebben 4 lancetvormige tanden.
| |
|
Bladeren-De bladkransen zijn lichtgroen, maar bovenaan bruin. De priemvormige tanden hangen niet samen.
| |
Sporen-De vruchtbare stengels verschijnen eerder dan de onvruchtbare. Ze sterven af als de sporen rijp zijn. Deze vruchtbare, witachtige en stevige stengels worden 15-30, maar soms tot 50 cm lang en tot ruim 1 cm dik. Ze zijn zwak gegroefd, hebben klokvormige, donkerbruine bladkransen zonder bladgroen en zijn niet vertakt. Ze hebben zes tot twaalf leden. Dichtopeenstaande, buikige en ten slotte trechtervormige scheden met twintig tot veertig, beneden lichtbruine en bovenaan donkerbruine, priemvormige, aan de top borstelvormige tanden (vaak met 2-3 bijeenstaand). De bruine, langwerpig-cilindrische sporenaar (aan de top zwart) is stomp en wordt 4-10 cm lang en 1-2 cm breed. De as van de aar is hol.
| |
|
|
Biotoop
Bodem-Meestal licht beschaduwde plaatsen op vochtige of vaak natte, voedselrijke grond, met horizontaal bewegend grondwater. Vooral op plekken met kalkhoudende kwel. Ook in zilt milieu (op leem, zand, zavel, klei en löss).
Groeiplaatsen-Loofbossen, natte bossen, beschaduwde bronhellingen, bosranden, struwelen, plantsoenen, bermen, door kwel beïnvloed grasland, vochtige plakken langs hellingen, spoorbermen, langs sloten, natte greppels, langs kasteelgrachten, aan de voet van dijken en pas drooggevallen zandplaten.
Verspreiding
Wereld-Voornamelijk in Europa en in westelijk Noord-Amerika.
Nederland-Inheems. Zeldzaam.
Vlaanderen-Inheems. Vrij algemeen.
Wallonië-Inheems. Vrij algemeen.
2001-2023 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl