Naamgeving (Etymologie): Equisetum komt van het Latijnse equus (paard) en setum (borstel of haren), omdat veel soorten op een paardenstaart lijken. Telmateia betekent in het moeras groeiend.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Stengels: De bleekwitte, rechtopstaande stengels zijn ongeveer 1 cm dik. Ze zijn stevig, vrij dik, zwak geribd, bijna glad, met twintig tot veertig onopvallende ribben, vertakt in regelmatige, dichte kransen van vele schuin omhoogstaande, soms iets overhangende zijtakken. De groene zijtakken zijn vrijwel altijd niet vertakt. De centrale holte is ongeveer tweederde van de middellijn van de stengel. Hij draagt iets verwijde, kortcilindrische, aanliggende scheden. Deze zijn evenals die van de vruchtbare stengel gegroefd, beneden groenachtig-wit, aan de bovenrand bruin, evenals de circa 30 borstelvormige tanden. De grootste breedte van plant ligt dicht onder de top. De takken zijn dun, groen, ruw en door de diepe groeven van de 4 lijsten 8-kantig. De scheden hebben 4 lancetvormige tanden.
Vruchten: De vruchtbare stengels verschijnen eerder dan de onvruchtbare. Ze sterven af als de sporen rijp zijn. Deze vruchtbare, witachtige en stevige stengels worden 15-30, maar soms tot 50 cm lang en tot ruim 1 cm dik. Ze zijn zwak gegroefd, hebben klokvormige, donkerbruine bladkransen zonder bladgroen en zijn niet vertakt. Ze hebben zes tot twaalf leden. Dichtopeenstaande, buikige en ten slotte trechtervormige scheden met twintig tot veertig, beneden lichtbruine en bovenaan donkerbruine, priemvormige, aan de top borstelvormige tanden (vaak met 2-3 bijeenstaand). De bruine, langwerpig-cilindrische sporenaar (aan de top zwart) is stomp en wordt 4-10 cm lang en 1-2 cm breed. De as van de aar is hol.
Bodem: Soms zonnige, maar meestal licht beschaduwde plaatsen op vochtige tot meestal natte, voedselrijke grond, met horizontaal bewegend grondwater. Vooral op plekken met kalkhoudende kwel. Ook in zilt milieu (op leem, zand, zavel, klei en löss).
Groeiplaatsen: Bossen (loofbossen, natte bossen en beschaduwde bronhellingen), bosranden, struwelen, plantsoenen, bermen,
grasland (door kwel beïnvloed
grasland), vochtige plakken langs hellingen, langs spoorwegen (spoorbermen), waterkanten (sloten, natte greppels en langs kasteelgrachten), aan de voet van dijken en op pas drooggevallen zandplaten.
Verspreiding
Wereld: Voornamelijk in Europa. Ook in Westelijk Noord-Amerika.
Nederland: Zeldzaam. Het meest in Zuid-Limburg.
Vlaanderen: Vrij algemeen.
Wallonië: Vrij algemeen in Brabant en in Lotharingen. Elders zeldzamer.
Oude illustraties
(Klik op een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 10, Jan Kops en Johannes Everhardus van der Trappen (1849)
Flora
Danica Georg Christian Oeder e.a. (1761-1888)
Illustrations of the British Flora, Walter Hood Fitch (1924)
Equisetum majus
Description, vertus et usages de sept cents dix-neuf plantes, tant étrangères que de nos climats, deel 2, F.A.P. de Garsault (1767)