Naamgeving (Etymologie): Robinia was een van de eerste boomsoorten die uit Amerika werden ingevoerd (1601). In dat jaar ontving Jean Robin, hovenier van de Franse koning Hendrik IV zaden, mogelijk van Franse missionarissen. Hij was als tuinman verbonden aan het hof van Hendrik III, Hendrik IV en Lodewijk XIII, organisator van de botanische tuin van de medische faculteit van Parijs. Andere bronnen vermelden de eerste aanplant door zijn zoon Vespasian
Robin die in
1635 een boom
plantte in het Jardin des Plantes. Die boom is nu nog te zien. Door Linnaeus werd de boom naar hem genoemd. Pseudoacacia betekent valse Acacia.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Bladeren: De verspreidstaande, oneven geveerde bladeren bestaan uit zeven tot vijfentwintig deelblaadjes, die langwerpig-eirond zijn en 2-5 cm lang worden. De bladrand is gaaf. Op de plaats waar je de steunblaadjes zou verwachten zie je twee doorns. Deze blijven aanwezig, ook als de bladeren zijn afgevallen.Vlak onder hun voet, aan de bladas, zit een priemvormig, behaard, afvallend zijslipje en aan de top één ronde nectarklier, maar het topblaadje heeft er twee.
Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiant - CC BY-SA 4.0
Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiant - CC BY-SA 4.0
Bloemen: Tweeslachtig. De langwerpige, hangende trossen worden 10-20 cm lang. Ze zijn kort gesteeld. De geurende, witte bloemen (met een lichtgroene vlek) worden 1½-2½ cm in doorsnee. De vlag en de twee zijdelingse zwaarden staan vrij en de twee bladen die de kiel vormen zijn voor een deel vergroeid. Alle tien meeldraden zijn tot een buis vergroeid. De bovenste meeldraad is vrij aan de voet. De kelk (met vijf kelktanden) is vaak rood- of oranjeachtig.
Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiant - CC BY-SA 4.0
Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiant - CC BY-SA 4.0
Digitale zadenatlas
Biotoop
Bodem: Zonnige tot half beschaduwde plaatsen op droge, matig voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure tot kalkrijke grond (leemhoudend zand, leem, mergel en stenige plaatsen).
Groeiplaatsen: Bossen (loofbossen), bosranden, struwelen, kalkhellingen, langs spoorwegen (spoorwegtaluds), stedelijke gebieden en rotsachtige plaatsen.
Verspreiding
Wereld: Oorspronkelijk uit het oosten van de Verenigde Staten. Ingeburgerd in Europa en Australië.
Nederland: Algemeen, maar zeldzaam op zeeklei en op de Wddeneilanden. Ingeburgerd in de 19de eeuw.
Vlaanderen: Algemeen ingeburgerd. Omstreeks 1625 voor het eerst ingevoerd in België.
Wallonië: Vrij algemeen ingeburgerd, maar veel zeldzamer in het oosten.
Toepassingen
De boom wordt veel in parken en tuinen aangeplant. Robinia is in gebruik als zandbinder op hellingen en ook vaak aangeplant als laanboom. Het gele hout met donkere kern en duidelijke jaarringen is hard, dicht, taai en duurzaam. Het bevat looistof en ruikt enigszins bitter. Het hout is vochtbestendig
en wordt gebruikt voor paalwerk, wielen en vloeren. De boom levert goed brandhout en veel honing. De bloemen worden gebruikt voor het maken van parfum.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Afbeeldingen der fraaiste, meest uitheemsche boomen en heesters, J.C. Krauss (1840)
Naauwkeurige beschrijving der aardgewassen. Eerste boek. Van allerley boomen, Abraham Munting (1696)
Naturalis Biodiversity Center, J. M. Prange
Unsere Waldbäume, Sträucher und Zwergholzgewächse, L. Klein (1910)
Traité des arbres et arbustes, Nouvelle édition, deel 2, H.L. Duhamel du Monceau, P.J. Redouté (1804)
Revue horticole, deel 35, (1863)
Revue horticole, deel 47 (1875)
Institutiones rei herbariæ, deel 3, J.P. de Tournefort (1700)
Introductio generalis in rem herbariam, deel 3, A.Q. Rivinus (1690-1777)
Vollständige Beschreibung und Abbildung der Sämmtlichen Holzarten, F.L. Krebs (1826)
Traité des arbres forestiers, J.H. Jaume Saint-Hilaire (1824)
La botanique de J.J. Rousseau, J.J. Rousseau, P.J. Redouté (1805)
A guide to the trees, A. Lounsberry, E. Rowan (1900)