Naamgeving (Etymologie): Centranthus komt van het Grieks kentron (spoor) en anthos (bloem), een verwijzing naar de spoorvorming aan de basis van de bloem. Ruber betekent rood.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur: Overblijvend.
Plantvorm: Kruid.
Winterknoppen:
Hemikryptofyt.
Bloeimaanden: Mei, juni, juli, augustus en september.
Bladeren: De tegenoverstaande, blauwgroene bladeren zijn kaal, vaak met een waslaagje, soms iets vlezig, lancetvormig tot eivormig en 3-8 cm lang. De middennerf loopt uit in een spitse punt. Ze hebben een gave rand of soms met enkele stompe tanden. De bovenste, zittende bladeren zijn aan de voet zwak getand en stengelomvattend met een hartvormige voet.
Bloemen: Tweeslachtig. De kleine, geurende bloemen vormen samen schermvormige pluimen. Ze zijn rozerood of zelden wit, buisvormig, tweelippig, 0,8-1,2 cm lang en met een dunne spoor van 0,4-0,75 cm. Elke bloem bevat één meeldraad en één stijl met stempel.
Groeiplaatsen: Rotsspleten, rotswanden, oude muren, waterkanten (kademuren) en andere steenachtige plaatsen.
Verspreiding
Wereld: Oorspronkelijk uit Zuidwest-Azië, het Middellandse Zeegebied (Noord-Afrika en Zuid-Europa), noordelijk tot in de zuidelijke Alpen.
Plaatselijk ingeburgerd in West-Europa.
Nederland: Vrij algemeen ingeburgerd. Voornamelijk in stedelijke gebieden.