Naamgeving (Etymologie): Duiven eten graag van de plant en de bladen lijken op die van Kervel, vandaar de Nederlandse naam. Fumaria is afgeleid van het Latijnse woord fumus (rook). Er zijn twee verklaringen voor de naam in omloop. 1. Als je het sap van de plant je ogen komt, komen er tranen en dat geeft hetzelfde gevoel alsof er rook in je ogen is gekomen. 2. Vroeger meende men dat de plant zich ook kon ontwikkelen uit damp of walm die uit de aarde opsteeg. Vaillantii
is genoemd
naar
de Franse botanist Sebastian Vaillant (1669-1722).
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Bloemen: Tweeslachtig. Trossen met zes tot twaalf bloemen, die langer dan de (korte) stelen zijn. De 5-7 mm grote bloemen zijn lichtroze, vaak met een rood-zwarte top. De kelkbladen zijn getand. Ze zijn smaller dan het uiteinde van het bloemsteeltje.
Vruchten: Een eenzadige dopvrucht of nootje. De vruchtstelen zijn korter dan 3 mm. De schubladen zijn korter dan de bladsteeltjes. De vrucht is 2 mm, afgerond (maar stekelpuntig als de vrucht nog jong is) en korrelig ruw. Tweezaadlobbig.
Bodem: Zonnige, open plaatsen op matig droge tot vochthoudende, matig voedselrijke, neutrale tot kalkrijkde grond (meestal op leem, maar soms ook op zand).
Groeiplaatsen: Akkers, wijngaarden, braakliggende grond en soms kapvlakten.
Verspreiding
Wereld: O.a. Zuid, Oost-, West- en Midden-Europa en in Zuidwest-Azië.
Ook op enkele plaatsen in Noord-Afrika, Engeland, Zweden en op de Canarische eilanden.
Nederland: Niet ingeburgerd.
Vlaanderen: Zeer zeldzaam.
allonië: Zeer zeldzaam.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Deutschlands flora, deel 14, J. Sturm, J.W. Sturm (1831-1833)
Iconographia botanica seu plantae criticae, H.G.L. Reichenbach (1823-1832)
English Botany, or Coloured Figures of British Plants, deel 1, J.E. Sowerby (1863)