Bladeren: Ook de bladeren zijn niet behaard. De wortelbladeren vormen samen een los rozet. Ze zijn ruitvormig tot breed elliptisch en gesteeld. De twee bladen onder de bloeiwijze zijn niet met elkaar vergroeid.
Bloemen: Tweeslachtig. De kroonbladen zijn roze met evenwijdig aan de rand een donkerder roze lijn en diep ingesneden. De bloemen zijn 1½-2 cm in doorsnee.
Bodem: Halfbeschaduwde tot beschaduwde plaatsen op droge tot vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, humushoudende, zure, vaak kalkarme en omgewerkte grond (zand en leem).
Groeiplaatsen: Bossen (omgewerkte grond in loofbossen en naaldbossen en parkbossen), bosranden, heggen, struwelen, waterkanten (beschaduwde beekoevers), kwekerijen, tuinen, plantsoenen, begraafplaatsen
en soms tussen straatstenen (weinig belopen delen).
Verspreiding
Wereld: Oorspronkelijk uit Noordoost-Azië en het noordwesten van Noord-Amerika. Ingeburgerd in West-Europa.
Nederland: Vrij algemeen. Ingeburgerd tussen 1925 en 1949.
Vlaanderen: Vrij algemeen ingeburgerd. Het meest in de Kempen.
Wallonië: Zeldzaam ingeburgerd.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Curtis's Botanical Magazine, deel 32, S.T. Edwards (1810)
Curtis's Botanical Magazine, deel 48 (1821)
The botanic garden, deel 4, B. Maund (1831-1832)
Calques des dessins de la Flore du Mexique, de Mocin~o et Sesse´ qui ont servi de types d’Espe`ces dans le systema ou le prodromus, deel 2, A.L.P.P. de Candolle
Kongliga Vetenskaps-Acadeniens Handlingar. Stockholm, deel 7