Bladeren: De verspreidstaande, ruw behaarde bladeren zijn aan de onderkant lichter van kleur. Ze zijn breed-langwerpig driehoekig, hebben een hartvormige voet, zijn lang toegespitst en onregelmatig getand. De onderste bladeren zijn gesteeld, maar de bovenste zijn zittend.
Bloemen: Tweeslachtig. De blauwe of blauwpaarse bloemen vormen bebladerde trossen of smalle pluimen. Ze zijn 3-5 cm groot, trechtervormig en aan de binnenkant groeien verspreide, lange haren. De vijf spitse kelktanden zijn smal driehoekig en half zo lang als de kroon. Een bloem heeft vijf meeldraden en een onderstandig vruchtbeginsel met een stijl met drie stempels. De bloemstengel heeft twee schutbladen aan de voet.
Bodem: Licht beschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselarme tot meestal matig voedselrijke, neutrale tot meestal kalkhoudende en lemige grond (leem, mergel, löss en stenige plaatsen).
Groeiplaatsen: Bossen (kalkrijke loofbossen, hellingbossen en langs bospaden), bosranden, heggen, struwelen, hakhout, kapvlakten, waterkanten (oeverwallen in beekbegeleidende bossen), langs
spoorwegen
(spoorbermen) en steile wanden.
Verspreiding
Wereld: Europa, behalve in de noordelijkste en westelijkste delen. Ook in Noordwest-Afrika en op enkele plaatsen in West- en Midden-Azië.
Nederland: Plaatselijk vrij algemeen in Zuid-Limburg, zeldzaam in het rivierengebied, in de Achterhoek en rondom Nijmegen en zeer zeldzaam in het midden van het land. Elders verwilderd.
Vlaanderen: Vrij zeldzaam. Het meest in de Leemstreek.
Wallonië: Vrij algemeen.
Toepassingen
De volksnaam Halskruid hangt samen met het vroegere gebruik van de
plant als middel tegen amandelontsteking, omdat volgens de tekenleer de vorm van de bloem op de keel leek. Vandaar ook de soortnaam, afkomstig van het Grieks trachelos (keel).
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 10, Jan Kops en Johannes Everhardus van der Trappen (1849)
Groot Halscruyt Cruijdeboek, deel 2, Rembert Dodoens. Bloemen, welrieckende cruyden, saden, ende dyer ghelijcken (1554)
Illustrations of the British Flora, Walter Hood Fitch (1924)
Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1883)
Deutschlands Flora in Abbildungen, Jacob Sturm und Johann Georg Sturm