Naamgeving (Etymologie): Viola betekent violet, vanwege de violet-blauwe kleur die in de (meeste) bloemen van de viooltjes voorkomt. De geslachtsnaam Viola komt oorspronkelijk van het Griekse (w)ion (welriekende plant). Hirta betekent ruwharig.
Kruising: Ruig viooltje kan een bastaard vormen met Maarts viooltje (Viola x scabra).
Ze is geheel intermediair tussen de stamouders, waarbij ze als regel in de directe omgeving van deze gevonden wordt. Ze staat op beschaduwde, droge tot vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, losse en humeuze, neutrale tot kalkrijke bodems bestaande uit zand, leem, zavel, klei en löss. De bastaard groeit in open bossen en in boszomen, in open struwelen, wegbermen en langs (bos)paden. Overal waar de arealen
van de oudersoorten elkaar overlappen kan het taxon gevormd worden. De plant is in Nederland slechts van één plaats bekend, namelijk in de Achterhoek. Ze zal ongetwijfeld vaak over het hoofd zijn gezien. Evenals bij beide stamouders is de afstaande tot iets teruggeslagen beharing prominent aanwezig. René van Moorsel, 2015 - CC
BY-SA 3.0
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Bladeren: De behaarde bladeren vormen een wortelrozet. Ze zijn lichtgroen, langwerpig-eirond, hebben een hartvormige voet en groeien na de bloei sterk uit. De steunblaadjes zijn driehoekig tot langwerpig en meestal kort gefranjerd.
Bloemen: Tweeslachtig. De bloemen zitten in de oksels van de wortelbladeren. Ze zijn blauwpaars of heel soms wit of roze. Ze worden 1-1½ cm en hebben een roodachtig paarse spoor die aan de top is omgebogen. De kroonbladen zijn uitgerand en de kelkbladen zijn stomp. De bloemen verspreiden geen geur.
Vruchten: Een doosvrucht. De vruchten zijn viltig behaard en min of meer bolvormig. De zaden hebben een aanhangsel (een mierenbroodje). De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig.
Bodem: Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op droge, kalkrijke, voedselarme grond (zand, leem, mergel en zavel).
Groeiplaatsen: Zeeduinen (duinstruweel en duin-berkenbos), rivierduinen, grasland (kalkgrasland), dijken (dijkbeemden), bossen (hellingbossen), bosranden (kalkrijke zomen), kapvlakten en struwelen op kleiig-zandige rivierdijkbermen.
Verspreiding
Wereld: Gematigde streken in Europa en Azië, van Spanje en Zuid-Schotland tot in Midden-Siberië. In Midden-Europa is het een van de algemeenste viooltjes.
Nederland: Vrij zeldzaam in de Hollandse duinen en zeldzaam in Zuid-Limburg en in het rivierengebied. Afgenomen.
Vlaanderen: Zeldzaam. Het meest bij De Panne en in de Voerstreek.
Wallonië: Vrij zekdzaam. Het meest in het Maasgebied en in Lotharingen.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 13, Jan Kops, F. A. Hartsen en F.W. van Eeden (1868)
Deutschlands Flora in
Abbildungen, Jacob Sturm und Johann Georg Sturm
Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1883)
Bilder ur Nordens Flora, Carl Axel Magnus Lindman (1917-1926)
Illustrations of
the British Flora, Walter Hood Fitch (1924)