Wilde planten in Nederland en België | ||
Ruwe bies - Schoenoplectus tabernaemontani
Frysk: Kokel
English: Grey Club-rush
Français: Jonc des chaisiers glauque
Deutsch: Salz-Teichsimse
Synoniemen: Steenbies, Scirpus lacustris subsp. tabernaemontani, Scirpus lacustris subsp. glaucus
Familie: Cyperaceae (Cypergrassenfamilie)
Naamgeving (Etymologie): Schoenoplectus is afgeleid van het Griekse schoinos (bies). Tabernaemontani is afgeleid van Tabernaemontanus, de gelatiniseerde naam van Bergzabern, de geboorteplaats van de botanicus Jakob Dietrich (Jacob Theodor) Müller (1522-1590).
Kruising: Grauwe bastaardbies (Schoenoplectus x kuekenthalianus) is de kruising van Ruwe bies en Driekantige bies.
Deze hybride tussen Ruwe bies en Driekantige bies staat in zonnig, open en ondiep, voedsel- en stikstofrijk, zwak basisch, zoet tot brak water boven een bodem van zand of week slib. Ze groeit eveneens op droogvallende, modderige rivieroeverwallen en platen in het zoetwatergetijdengebied. Net als bij Schoenoplectus x carinatus kan het taxon alleen ontstaan binnen het verspreidingsgebied van de Driekantige bies en is dus in Europa beperkt tot het midden en westen van het continent en is in Nederland beperkt tot
het getijdengebied van de grote rivieren. Ze staat qua kenmerken tussen de stamouders in en komt maar moeizaam tot vruchtzetting. Ze vormt vaak wel goed stuifmeel en kan hierdoor terugkruisen met de beide ouders. Het taxon heeft donker- of vuilgroene stengels, die onderaan rond en bovenaan 3-kantig zijn, en heeft kafjes met een variabele hoeveelheid rode wratjes. Overigens lijkt ze afwisselend zowel op de ene als de andere stamouder.
René van Moorsel, 2014 - CC
BY-SA 3.0
Opmerking: Fransje is een vruchtbare tussenvorm van Mattenbies en Ruwe bies (zie bij Mattenbies).
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur: Overblijvend.
Plantvorm: Kruid.
Winterknoppen: Helofyt.
Bloeimaanden: Juni, juli, augustus, september en oktober.
Afmeting: 50-275 cm.
| |
|
|
Wortels: Eerst een witte en later geelbruine, zachte en taaie wortelstok. Zowel op de aftakkingspunten als daartussen is hij beworteld.
|
|
|
|
Stengels: De blauwgroene of grijsgroene stengels zijn meestal rolrond. Aan de voet zijn ze vaak knotsvormig verdikt. Ze dragen geen of slechts één blad.
|
|
|
|
Bladeren: De bladscheden rafelen niet of maar weinig.
|
|
|
|
Bloemen: Tweeslachtig. De bloemen zijn vaak ineengedrongen tot een kluwen. De aren zijn eivormig tot langwerpig en iets rood van kleur, doordat de kafjes helemaal met rode wratjes bezet zijn. De stijl heeft meestal twee stempels, zelden zijn het er drie.
|
Vruchten: Een eenzadige dopvrucht of nootje. De zaden zijn platbol en worden 2-2½ mm lang. Eenzaadlobbig.
|
|
|
Biotoop
Bodem: Zonnige plaatsen op natte, matig voedselrijke tot voedselrijke, meestal brakke, basische, kalkhoudende, slibrijke grond (klei, leem en zand) en in stilstaand tot zwak stromend water.
Groeiplaatsen: Waterkanten en moerassen (o.a. langs kanalen, kreken, plassen, op met slib bedekte oeververstevigingen langs rivieren, langs sloten in het kustgebied, rietland, kraggen en zoetwatergetijdengebieden), zeeduinen (langs duinplassen), afgravingen (kleigroeven, leemputten en zandputten), opgespoten grond, bermen (bermgreppels van gepekelde autowegen) en mijnslikstortplaatsen.
Verspreiding
Wereld: Gematigde en warmere streken op het noordelijk halfrond. Nauw verwante soorten groeien op het zuidelijk halfrond.
Nederland: Vrij algemeen in het Waddengebied en het Deltagebied, in Noord- en Zuid-Holland, langs de IJsselmeerkust en in het zoetwatergetijdengebied (in een ongeveer 50 kilometer brede zone vanaf de kust). Elders zeer zeldzaam.
Vlaanderen: Vrij algemeen.
Wallonië: Zeldzaam.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
|
2001-2021 K.M. Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NL