Naamgeving (Etymologie): Walstro komt van wiegstro (wal betekent wieg). Walstrosoorten werden vroeger gebruikt (als stro) in wiegen. Galium komt van het Griekse gala (melk). Vroeger werden deze planten gebruikt om melk te stremmen (kaasbereiding). Uliginosum betekent op vochtige plaatsen groeiend.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Bladeren: De bladeren groeien meestal in kransen van zes tot acht, maar soms van vier tot tien. Ze zijn spits, stekelpuntig, hebben één nerf en zijn langwerpig tot lijnvormig. Aan de onderkant zie je omlaag gerichte stekelhaartjes.
Bloemen: Tweeslachtig. De bloemen vormen een smalle, lange pluim. De bloeiwijzen zijn compacter dan die van Moeraswalstro. De bloemen zijn wit met gele helmknoppen en 2½ -4½ mm groot.
Vruchten: Een splitvrucht (dopvrucht). De vruchten zijn ruw. Ze hebben wratjes en staan op een teruggekromd steeltje. Als ze rijp worden zijn ze donkerbruin. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig.
Bodem: Zonnige plaatsen op vochtige tot meestal natte, matig voedselarme tot matig voedselrijke, meestal humeuze, zwak zure tot basische (kalkhoudende) grond (zand, leem, zavel en laagveen).
Groeiplaatsen: Grasland (schraal grasland en beekdalgrasland), moerassen (trilveen), waterkanten (o.a. langs greppels), bermen, langs spoorwegen (langs spoorsloten), afgravingen (leemgroeven)
en zeeduinen (duinvalleien, duingrasland en duinstruweel).
Verspreiding
Wereld: In het grootste deel van Europa, behalve in de meest zuidelijke delen.
Nederland: Vrij algemeen, maar veel zeldzamer op kleigronden.
Vlaanderen: Vrij algemeen.
Wallonië: Vrij algemeen in de Ardennen. Elders zeldzamer.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 9, Jan Kops en Johannes Everhardus van der Trappen (1846)
Flora Danica Georg Christian
Oeder e.a. (1761-1888)
Illustrations of
the British Flora, Walter Hood Fitch (1924)