Stengels: Vaak ligt de voet van een deel van
de stengels op de grond
en is vertakt. De bloeistengels staan rechtop. Schaduwgras vormt losse tot vrij dichte pollen.
Bladeren: De lange, enigszins stijve bladeren zijn dofgroen. Aan de voet staan ze niet waaierachtig uit. Ze zijn hoogstens 2½ mm breed en naar de top geleidelijk toegespitst. De hogere stengelbladeren staan naar alle kanten af. De bladschede is afgerond en niet of nauwelijks gekield. Het tongetje is zeer kort (tot een ½ mm) of het ontbreekt.
Bloemen: Tweeslachtig. De ijle, losse bloempluim bevat maar weinig bloemen en hangt meestal over. De pluim is 5-10 cm lang. De aartjes bevatten één tot zes bloemen, maar meestal zijn het er twee.
Bodem: Meestal licht beschaduwde plaatsen op matig droge tot vochtige, matig voedselrijke, zwak zure tot neutrale, soms kalkhoudende, losse bosgrond (zand, zandige leem, leem, zandige löss, mergel en stenige plaatsen).
Groeiplaatsen: Bossen (lichte loofbossen en langs bospaden), bosranden, houtwallen, kapvlakten, heggen, bij buitenplaatsen, parken, waterkanten (beekoeverwallen
en licht beschaduwde beekoevers in bossen), langs holle wegen, wanden van steengroeven en muren.
Verspreiding
Wereld: Gematigde en koudere streken op het noordelijk halfrond. Ingeburgerd in o.a. Zuid-Afrika en zuidelijk Zuid-Amerika.
Nederland: Algemeen, maar zeldzaam in de Hollandse binnenduinrand, in het Waddengebied, in Zeeland, in laagveen- en zeekleigebieden en in Noordoost-Nederland.
Vlaanderen: Algemeen, maar veel zeldzamer in het kustgebied.
Wallonië: Algemeen.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 15, Jan Kops en F.W. van Eeden (1877)
Deutschlands Flora in Abbildungen, Jacob
Sturm und Johann Georg Sturm
Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz, Prof. Dr. Otto Wilhelm Thomé (1885-1905)
Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1883)
Bilder ur Nordens Flora, Carl Axel Magnus Lindman (1917-1926)
Illustrations of
the British Flora, Walter Hood Fitch (1924)