Bloemen: Tweeslachtig. De aartjes vind je aan het eind van de stengels. Ze zijn 0,5-2 cm lang en bevatten vijf tot zeventig bloemen. Aan de voet zie je twee bloemloze kelkkafjes, die elk het aartje halfomvattend. Het onderste, onvruchtbare kafje omsluit de voet van de aar (vrijwel) helemaal en is meestal bruin van kleur. De bloemen bevatten twee stempels, maar soms zijn het er drie.
Bodem: Zonnige, vaak iets open en verstoorde plaatsen op natte, zoete tot brakke, matig voedselrijke, zwak zure tot kalkhoudende, al of niet humeuze grond en in ondiep, matig voedselrijk, zoet tot brak water (zand, leem, zavel, klei en laagveen, niet op hoogveen).
Groeiplaatsen: Zeeduinen (duinvalleien en duingrasland), grasland (zilt weiland), randen van schorren (kwelders),
waterkanten
en water (greppels, sloten, poelen, kreken, kolken, vijvers en beweide oevers van oude rivierarmen), afgravingen (zandgroeven, leemgroeven en kleigroeven), moerassen (rietland), polderboezems en dijken.
Verspreiding
Wereld: In alle werelddelen. Het meest in gematigde streken.
Nederland: Vrij algemeen in het westen en noorden. Elders zeer zeldzaam. Afgenomen.
Vlaanderen: Vrij zeldzaam. Het meest in het kustgebied.
Wallonië: Zeer zeldzaam.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 16, Jan Kops en F.W. van Eeden (1881)
Cyperus uniglumis
Deutschlands Flora in Abbildungen,
Jacob Sturm und Johann Georg Sturm
Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1883)