|
Wilde planten in Nederland en België |
|
Sleedoorn - Prunus spinosa
Frysk-Krikelbeam
English-Blackthorn
Français-Epine noire
Deutsch-Schlehe
Synoniemen
Familie-Rosaceae (Rozenfamilie)
Naamgeving (Etymologie)-Prunus is misschien afgeleid van het Griekse prooinos (vroegtijdig), dat op het vroeg rijp zijn van de vruchten van de wilde pruim zou slaan. Spinosa betekent met dorens.
Kruising-Sleedoorn kan een kruising vormen met Pruim (Prunus x fruticans).
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur-Overblijvend.
Plantvorm-Fanerofyt.
Hoofdbloei-April en mei.
Afmeting-1½-3 meter.
|
|
|
|
Wortels-Veel wortelopslag.
|
|
|
|
Stam-De bast is donkerbruin of bijna zwart.
|
|
|
|
Takken-Oudere takken eindigen in een doorn. Jonge takken zijn dof viltig. De bast is zwartachtig.
|
|
|
|
Bladeren-De bladsteel is 0,4-1 cm lang. De verspreidstaande, eironde tot lancetvormige bladeren hebben de grootste breedte boven het midden. Ze zijn matgroen, gezaagd en 2-4 cm lang.
|
|
|
|
Bloemen-Tweeslachtig. De alleenstaande bloemen groeien dicht bij elkaar aan korte takjes. Ze verschijnen meestal iets voor de bladeren en worden 1-1,5 cm. De vijf kroonbladen zijn wit, langwerpig en 5-8 mm lang. De vijf kelkbladen zijn onregelmatig en fijn getand. Een bloem bevat ongeveer twintig meeldraden. Het vruchtbeginsel is bovenstandig met één stijl en stempel.
|
|
|
|
Vruchten en zaden-Een steenvrucht. De wrange, zeer zure, zwak giftige, rechtopstaande, harde vruchten zijn bolvormig tot eivormig, 1-1½ cm in doorsnee, blauw tot blauwzwart en sterk berijpt. Ze groeien op korte stelen. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig.
|
|
|
|
Biotoop
Bodem-Zonnige tot half beschaduwde plaatsen (vaak als pionier) op vrij droge tot matig vochtige, matig voedselrijke, zwak zure tot vaak kalkhoudende grond (lemig zand, mergel, löss, leem, zavel, klei en stenige plaatsen).
Groeiplaatsen-Lichte plaatsen in loofbossen, heggen, bosranden, struwelen, kapvlakten, bermen, dijken, duinen, zandige uiterwaarden, kleigroeven, steile kalkhellingen, steile kanten langs akkers, spoorbermen en zandduintjes langs rivieren.
Verspreiding
Wereld-Europa, noordelijk tot in Zuid-Scandinavië. Ook in Zuidwest-Azië en Noordwest-Afrika.
Nederland-Inheems. Algemeen.
Vlaanderen-Inheems. Algemeen.
Wallonië-Inheems. Algemeen.
Toepassingen
Van de vruchten (sleeën) maakt men jam en wijn. Ook worden ze gebruikt om gin op smaak te brengen. Het spinthout is lichtgeel, het kernhout bruin. Het is sterk en hard met een mooie glans. Het wordt hoofdzakelijk gebruikt voor tanden van grasharken en wandelstokken. Door het dicht vertakt stelsel van ondergrondse stengeldelen met vele jonge loten, houdt de struik op hellingen de grond goed vast.
2001-2023 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl