Bladeren: De lichtgroene, handvormigebladeren zijn veel kleiner (5-8 cm) dan die van Gewone esdoorn en Noorse esdoorn. Ze zijn gespleten in drie of vijf slippen. De slippen zijn gegolfd tot gelobd. De onderkant is zacht behaard. De bladsteel bevat wit melksap. In de herfst worden de bladeren geel tot roodachtig.
Bloemen: Polygaam. De bloemen vormen schermachtige, rechtopstaande pluimen. Ze zijn groengeel, 5-6 mm en verschijnen tegelijk met de bladeren. Ze zijn behaard.
Vruchten: Een splitvrucht. De gevleugelde vruchten zijn meestal behaard. De vleugels staan horizontaal af. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig.
Bodem: Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op droge tot matig vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, neutrale tot kalkhoudende grond (mergel, zavel, löss, leem en beekafzettingen).
Groeiplaatsen: Bossen (kalkrijke bossen, hellingbossen, met name op zuidhellingen en beekbegeleidende bossen), bosranden, heggen, hakhout en kreupelhout, rivierduinen (bosjes) en zeeduinen.
Verspreiding
Wereld: West-, Midden- en Zuidoost-Europa. Oostelijk tot bij de Kaspische Zee en noordelijk tot in Noord-Engeland en Zuidoost-Denemarken.
Nederland: Algemeen.
Vlaanderen: Algemeen.
Wallonië: Vrij algemeen.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 15, Jan Kops en F.W. van Eeden (1877)
Deutschlands Flora in Abbildungen, Jacob
Sturm und Johann Georg Sturm
Botanischer Bilderatlas nach De Candolle's Natürlichem Pflanzensystem, Carl Hoffmann (1884)
Flora
Danica Georg Christian Oeder e.a. (1761-1888)
Bilder ur Nordens Flora, Carl Axel Magnus Lindman (1917-1926)
Illustrations of
the British Flora, Walter Hood Fitch (1924)