Naamgeving (Etymologie): Primula is de verkleiningsvorm van primus (eerste), hetgeen wijst op de vroege bloei van veel soorten. Vulgaris betekent gewoon.
Kweekvormen: Er zijn veel kweekvormen in cultuur met verschillend gekleurde (geel, rood, roze, violet, wit) of soms gevulde bloemen. Ook deze worden soms verwilderd aangetroffen (o.a. in de duinen van Walcheren).
Beschrijving
(Klik op een afbeelding om te vergroten).
Bladeren: De eironde bladeren zijn geleidelijk in de steel
versmald.
Ze zijn fijn getand, van boven heldergroen en van onderen lichter van kleur en behaard.
Bloemen: Tweeslachtig. De wortelstandige bloemen staan steeds afzonderlijk. De bloemstelen zijn 5-12 cm. De bloemen zijn lichtgeel, 2-4 cm en hebben meestal oranje vlekken in de keel. De kelk is nauw buisvormig en heeft lange, smalle en spitse tanden.
Bodem: Licht beschaduwde plaatsen op matig droge tot vochtige, matig voedselrijke, zwak zure grond (zand, zavel, klei en stenige plaatsen).
Groeiplaatsen: Bossen (landgoedbossen en beekdalbossen), hakhout, struwelen, klippen aan zee, waterkanten (in houtwallen langs beken en sloten) en zeeduinen (binnenduinbos, duinstruwelen en langs duinbeekjes).
Verspreiding
Wereld: Van het Zwarte-Zeegebied via Zuid-Europa en Noordwest-Afrika (Atlasgebergte) naar Frankrijk. Noordelijk tot op de Britse eilanden, Denemarken en West-Noorwegen.
Nederland: Zeldzaam, o.a. in de Hollandse en Zeeuwse duinen en in Drenthe.
Vlaanderen: Zeldzaam. Het meest ten zuidwesten van Brugge.
Wallonië: Zeldzaam.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 14, Jan Kops en F.W. van Eeden (1872)
Cleyn Sluetelboemen Cruijdeboek, deel 1, Rembert Dodoens. Gheslacht, onderscheet, fatsoen, naemen, cracht ende werckinghe (1554)
Deutschlands Flora in Abbildungen, Jacob Sturm und Johann Georg Sturm
Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1883)
Slanke sleutelbloem x Stengelloze sleutelbloem
Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1883)
Illustrations of
the British Flora, Walter Hood Fitch (1924)