Naamgeving (Etymologie): ormentil komt van het Latijnse tormentum en betekent kwelling of marteling. De wortel was in gebruik als pijnstiller. Tegen zweren en andere mondkwalen hielp het kauwen op de wortel (vandaar de Friese naam Weewoartel). Potentilla komt van het Latijnse woord potens en betekent krachtig. Dit vanwege de geneeskrachtige werking. Erecta betekent opstijgend.
Kruisingen: Tormentil kan bastaarderen met Kruipganzerik (Potentilla x suberecta).
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur: Overblijvend.
Plantvorm: Kruid.
Winterknoppen: Hemikryptofyt.
Bloeimaanden: Mei , juni, juli, augustus en september.
Bladeren: Meestal zijn de blaadjes drietallig, zelden vier- of vijftallig. Ze zijn verspreid afstaand tot zijdeachtig behaard. De langgesteelde rozetbladen zijn meestal al verwelkt voor de bloei. De verspreidstaande stengelbladen zijn niet of soms zeer kort gesteeld. De deelblaadjes zijn ruitvormig met de grootste breedte ongeveer in het midden en met vrij diepe, vaak iets toegespitste tanden. De steunblaadjes van de stengelbladen zijn ruim half zo groot als de deelblaadjes
en meestal handvormig ingesneden.
Bloemen: Tweeslachtig. De langgesteelde, alleenstaande, gele bloemen groeien in losse, vrij rijkbloemige bijschermen met dunne assen. Ze zijn meestal viertallig, zelden vijftallig en worden 0,5-1 cm groot. De vier kroonbladen hebben vaak een oranje vlekje. Ze zijn even lang of meestal iets langer dan de kelkbladen. Op de brede bloembodem groeien veel meeldraden en vruchtbeginsels.
Vruchten: Een eenzadige dopvrucht of nootje. Meestal zijn er niet meer dan acht vruchtjes per bloem. De zaden zijn kortlevend (1-5 jaar). Tweezaadlobbig.
kuleuven-kulak.be/bioweb
kuleuven-kulak.be/bioweb
kuleuven-kulak.be/bioweb
Digitale zadenatlas
Biotoop
Bodem: Zonnige, zelden licht beschaduwde plaatsen op vrij droge tot natte, zure tot zwak zure, meestal licht humeuze, voedselarme, onbemeste grond (zand, leem en veen).
Groeiplaatsen: Heide (vooral langs paadjes), grasland (schraal grasland, hellinggrasland, gazons en meentweiden), bermen, zeeduinen (duinvalleien en binnenduinweiland), bossen (langs bospaden), bosranden,
kapvlakten, waterkanten (langs greppels en slootkanten), langs spoorwegen (spoorbermen), zandige toppen van krijthellingen en moerassen (ijl rietland en trilveenmoeras).
Verspreiding
Wereld: In vrijwel heel Europa. Oostelijk tot in Midden-Azië. Ook in Marokko.
Nederland: Algemeen, maar niet of nauwelijks in kleigebieden.
Vlaanderen: Algemeen. Het meest in de Kempen.
Wallonië: Algemeen. Het meest in de Ardennen.
Toepassingen
Uit de wortel kan een rode kleurstof worden gewonnen, die in Schotland werd gebruikt om visnetten te verven.
Volgens de tekenleer werkte de kleurstof bloedstelpend.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 2, Jan Kops (1807)
Afbeeldingen der artseny-gewassen met derzelver Nederduitsche en
Latynsche beschryvingen. Deel 5 (1800)
Cruijdeboek, deel 1, Rembert Dodoens. Gheslacht, onderscheet, fatsoen, naemen, cracht ende werckinghe (1554)
Deutschlands Flora in Abbildungen, Jacob Sturm und Johann Georg Sturm
Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1883)
Bilder ur Nordens Flora, Carl Axel Magnus Lindman (1917-1926)
Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz, Prof. Dr. Otto Wilhelm Thomé (1885-1905)
Kräuterbuch, Unsere Heilpflanzen in Wort und Bild, Friedrich Losch (1914)
Illustrations of
the British Flora, Walter Hood Fitch (1924)