Naamgeving (Etymologie): Crataegus is afgeleid van het Griekse krata (kop) en aix (geit), dus geitenkop, maar volgens anderen komt het van het Griekse kratos (kracht), om de hardheid van het hout. Laevigata betekent glad(alsof het gepolijst is).
Kruisingen: Geregeld komen er tussenvormen voor met Eenstijlige meidoorn (Crataegus x media), maar ook met Koraalmeidoorn (Crataegus x macrocarpa).

Crataegus x media
© Theo Muusse - verspreidingsatlas.nl
|

Crataegus x media
© Theo Muusse - verspreidingsatlas.nl
|

Crataegus x media
© Theo Muusse - verspreidingsatlas.nl
|
  |
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur: Overblijvend.
Plantvorm: Struik of boom.
Winterknoppen: Fanerofyt.
Bloeimaanden: Mei.
Afmeting: 2-5 meter, zelden tot 10 meter.
Stam: De struik vertakt zich al vlak bij de grond. De schors is eers bruin en glad, maar wordt later donkerder van kleur en is dan geribbeld tot gebarsten.
Takken: De takken zijn bruin tot roodbruin. De scherpe doorns zijn 1-2,5 cm lang. Meestal zijn er  minder dorens dan bij Eenstijlige meidoorn. De kleine, schubbige  knoppen zijn   roodachtig zwart.
Bladeren: De verspreidstaande  bladeren van de korte takken zijn ruitvormig en alleen aan de top gelobd
(zelden
over meer dan 1/3 deel). De drie- of vijflobbige bladeren hebben bladloben, die min of meer afgerond zijn. De bladbovenkant is  enigszins glimmend. De bladrand is gezaagd,
behalve aan de wigvormige bladvoet. De bladsteel is ongeveer  3,5 cm lang.  Steunblaadjes met dicht opeenstaande tanden en meestal zonder klieren.
Bloemen: Tweeslachtig. De witte bloemen zijn 1-1,5 cm. Meestal zijn er  twee of drie stijlen.
De vijf komvormige kroonbladen  overlappen elkaar voor een deel. De vijf  kelktanden zijn breed, vrij stomp en ongeveeer even lang als breed. Er zijn veel meeldraden  met paarse helmknoppen, die later  zwart worden.

http://www.kuleuven-kulak.be
|

http://www.kuleuven-kulak.be
|

AnRo0002 - CC0
|

Petr Filippov - CC BY-SA 4.0
|
Vruchten: Een pitvrucht. De ongeveer 1 cm grote  bessen
zijn
bol- of eivormig, rood en bevatten twee of drie zaden. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig.

http://www.kuleuven-kulak.be
|

AnRo0002 - CC0
|

Frank Vincentz - CC
BY-SA 3.0
|

Sten - CC
BY-SA 3.0
|

dzn.eldoc.ub.rug.nl
|

dzn.eldoc.ub.rug.nl
|
  |
  |
Biotoop
Bodem: Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op droge tot vochtige, matig voedselrijke, zwak zure tot meestal kalkhoudende, humeuze grond (keileem, potklei, mergel en löss).
Groeiplaatsen: Bossen (lichte plaatsen in loofbossen, hellingbossen en langs bospaden), bosranden, struwelen, heggen, boswallen en waterkanten (oeverwallen van riviertjes).
Verspreiding
Wereld: Midden- en Zuid-Europa. Westelijk tot in Midden-Engeland.
 gbif.org
Nederland: Vrij zeldzaam in het oosten van het land en zeldzaam in Zuid-Limburg, in het rivierengebied en langs Drentse beken. Elders zeer zeldzaam.
Rode lijst 2012. Kwetsbaar. Trend sinds 1950: matig afgenomen. Vrij zeldzaam. Oorspronkelijk inheems.
Tweestijlige meidoorn

verspreidingsatlas.nl
|
Eenstijlige meidoorn x Tweestijlige meidoorn

verspreidingsatlas.nl
|
Tweestijlige meidoorn x Koraalmeidoorn

verspreidingsatlas.nl
|
|
Vlaanderen: Plaatselijk vrij algemeen in de Leemstreek en de maasvallei. Elders zeldzaam. Rode lijst. Thans niet bedreigd.

Wallonië: Vrij algemeen in het Maasgebied en in Lotharingen en vrij zeldzaam in Brabant. Elders zeldzamer.
Wetenswaardigheden en toepassingen
Vogels eten de bessen graag en zorgen zo via de uitwerpselen voor de zaden. Een van de bekendste variëteiten van deze boom of struik is de 'Pauls Scarlet' met helderrode bloemen. De bloemen van de variëteiten kunnen enkel of dubbel zijn en de kleur kan variëren van roze naar wit of scharlakenrood.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).

Flora Batava, deel 5, Jan Kops en Herman Christiaan van Hall (1828)
|
Flora Batava, deel 5, Jan Kops en Herman Christiaan van Hall (1828)
|

Flora Batava, deel 5, Jan Kops en Herman Christiaan van Hall (1828)
|
Flora Batava, deel 5, Jan Kops en Herman Christiaan van Hall (1828)
|

Deutschlands Flora in Abbildungen, Jacob Sturm und Johann Georg Sturm
|

Flora
von Deutschland, Österreich und der Schweiz, Prof. Dr. Otto Wilhelm Thomé (1885-1905)
|

Bilder ur Nordens Flora, Carl Axel Magnus Lindman (1917-1926)
|

Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1883)
|
|