Frysk-Glêde hagedoarn English-Midland Hawthorn Français-Aubépine à deux styles Deutsch-Zweigriffeliger Weißdorn Synoniemen-Crataegus oxyacantha, Mespilum oxyacantha Familie-Rosaceae (Rozenfamilie) Naamgeving (Etymologie)-Crataegus is afgeleid van het Griekse krata (kop) en aix (geit), dus geitenkop, maar volgens anderen komt het van het Griekse kratos (kracht), om de hardheid van het hout. Laevigata betekent glad(alsof het gepolijst is). Kruisingen-Geregeld komen er tussenvormen voor met Eenstijlige meidoorn (Crataegus x media), maar ook met Koraalmeidoorn (Crataegus x macrocarpa). Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten). Levensduur-Overblijvend. Plantvorm-Fanerofyt. Hoofdbloei-Mei. Afmeting-2-4,5 meter, zelden hoger.
Stam-De struik vertakt zich al vlak bij de grond. De schors is eers bruin en glad, maar wordt later donkerder van kleur en is dan geribbeld tot gebarsten.
Takken-De takken zijn bruin tot roodbruin. De scherpe doorns zijn 1-2,5 cm lang. Meestal zijn er minder dorens dan bij Eenstijlige meidoorn. De kleine, schubbige knoppen zijn roodachtig zwart.
Bladeren-De verspreidstaande bladeren van de korte takken zijn ruitvormig en alleen aan de top gelobd (zelden over meer dan 1/3 deel). De drie- of vijflobbige bladeren hebben bladloben, die min of meer afgerond zijn. De bladbovenkant is enigszins glimmend. De bladrand is gezaagd, behalve aan de wigvormige bladvoet. De bladsteel is ongeveer 3,5 cm lang. Steunblaadjes met dicht opeenstaande tanden en meestal zonder klieren.
Bloemen-Tweeslachtig. De witte bloemen zijn 1-1,5 cm. Meestal zijn er twee of soms drie, zeer zelden vier stijlen. De vijf komvormige kroonbladen overlappen elkaar voor een deel. De kelkbladen zijn breed-driehoekig. De vijf kelktanden zijn breed, vrij stomp en ongeveeer even lang als breed. Er zijn veel meeldraden met paarse helmknoppen, die later zwart worden.
Vruchten en zaden-Een pitvrucht. De ongeveer 1 cm grote bessen zijn bol- of eivormig, rood en bevatten twee of drie zaden. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig.
Biotoop Bodem-Zonnige of licht beschaduwde plaatsen op droge tot vochtige, matig voedselrijke, zwak zure tot meestal kalkhoudende, humeuze grond (keileem, potklei, mergel en löss). Groeiplaatsen-Lichte plaatsen in loofbossen, hellingbossen, langs bospaden, bosranden, struwelen, heggen, boswallen en oeverwallen van riviertjes. Verspreiding Wereld-Europa, behalve in het noorden. Nederland-Inheems. Vrij zeldzaam.
Vlaanderen-Inheems. Vrij algemeen. Wallonië-Inheems. Vrij algemeen. Wetenswaardigheden en toepassingen Vogels eten de bessen graag en zorgen
zo via de uitwerpselen voor de zaden. 2001-2024 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl |