Wilde planten in Nederland en België | ||
Uitstaande melde - Atriplex patula
Frysk: Platte melt
English: Common Orache
Français: Arroche étalée
Deutsch: Spreizende Melde
Synoniemen:
Familie: Amaranthaceae (Amarantenfamilie)
Naamgeving (Etymologie): Atriplex komt van het Griekse a (niet) en trephein (voedend), dus planten, die niet geschikt zijn als voedsel. Patula betekent uitgespreid of wijd open.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur: Eenjarig Plantvorm: Kruid. Winterknoppen:
Therofyt. Bloeimaanden: Juli, augustus en september. Afmeting: 20-90 cm.
Wortels: Een penwortel. Worteldiepte 20-50 cm.
Stengels: De sterk vertakte, kantige stengels staan meestal rechtop. Ze zijn iets melig (grijs) behaard en geribd, met aan de voet enkele paren kruisgewijs geplaatste, recht afstaande zijstengels. Soms zijn de zijstengels langer dan de hoofdstengel.
Bladeren: De verspreidstaande, grijs behaarde bladeren zijn 3-14 cm lang. Onder de zijtakken zie je steeds een stengelblad. De onderste bladeren zijn langwerpig-driehoekig-ruitvormig. Ze hebben een wigvormige voet en zijn zwak getand. De zijslippen staan schuin naar voren gericht. De bovenste bladeren zijn smaller en langwerpig en zonder zijlobben.
Bloemen: Eenslachtig. Eenhuizig. De kleine, groenige bloemen groeien in okselstandige kluwens of lange aren. Mannelijke en vrouwelijke bloemen zitten op korte afstand van elkaar. Mannelijke bloemen met vijf bloembladen en vijf meeldraden, vrouwelijke bloemen zonder bloemdek, maar met twee ruitvormige, gaafrandige of getande, vaak wrattige schutbladen, die tijdens het rijpen van de zaden uitgroeien. De steelblaadjes van de vrouwelijke bloemen zijn eirond tot langwerpig-eirond,
op de rug meestal zonder knobbels, maar wel vaak met spiesvormige zijlobben.
Vruchten: Een eenzadige dopvrucht of nootje. De beursjes (de uitgegroeide vruchtkleppen) zijn spiesvormig met aan de voet een grote tand. Ze hebben een gave rand of soms met kleine tandjes. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig.
Biotoop Bodem: Zonnige, open plaatsen op vochtige,
zeer voedselrijk, vaak bemeste en betreden, liefst wat zwaardere grond. Zelden op zilte grond (zand, leem, klei en stenige plaatsen).
Groeiplaatsen: Wegranden, akkers (hakvruchtakkers), moestuinen, bij mesthopen en voederkuilen, ruigten, verstoorde grond, braakliggende grond, op puin en waterkanten (langs de Maas in de oeverzone
op grindbanken).
Verspreiding Wereld: Gematigde streken op het noordelijk halfrond.
Nederland: Algemeen.
Vlaanderen: Algemeen. Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
2001-2021 K.M. Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NL
verum - CC
BY-SA 3.0
mieoli - GFDL
Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiante - CC BY-SA 4.0
Neuchâtel Herbarium - CC
BY-SA 3.0
Neuchâtel Herbarium - CC
BY-SA 3.0
Neuchâtel Herbarium - CC
BY-SA 3.0
Neuchâtel Herbarium - CC
BY-SA 3.0
Matt Lavin - CC BY-SA 2.0
Matt Lavin - CC BY-SA 2.0
Matt Lavin - CC BY-SA 2.0
Rasbak - CC
BY-SA 3.0
Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiante - CC BY-SA 4.0
Matt Lavin - CC BY-SA 2.0
Marcel Etienne - tela-botanica.org - CC BY-SA
2.0 FR
Wallonië: Algemeen, maar zeldzamer in de Ardennen.