Frysk-Platte melt English-Common Orache Français-Arroche étalée Deutsch-Spreizende Melde Synoniemen Familie-Amaranthaceae (Amarantenfamilie) Naamgeving (Etymologie)-Atriplex komt van het Griekse a (niet) en trephein (voedend), dus planten, die niet geschikt zijn als voedsel. Patula betekent uitgespreid of wijd open. Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten). Levensduur-Eenjarig. Plantvorm-Therofyt. Hoofdbloei-Juli t/m september. Afmeting-20-90 cm.
Wortels-Een penwortel. Worteldiepte 20-50 cm.
Stengels-De sterk vertakte, kantige stengels staan meestal rechtop. Ze zijn iets melig (grijs) behaard en geribd, met aan de voet enkele paren kruisgewijs geplaatste, recht afstaande zijstengels. Soms zijn de zijstengels langer dan de hoofdstengel.
Bladeren-De verspreidstaande, grijs behaarde bladen zijn 3-14 cm lang. Onder de zijtakken zie je steeds een stengelblad. De onderste bladeren zijn langwerpig-driehoekig-ruitvormig. Ze hebben een wigvormige voet en zijn zwak getand. De zijslippen staan schuin naar voren gericht (spiesvormig). De bovenste bladen zijn smaller en langwerpig en zonder zijlobben.
Bloemen-Eenslachtig. Eenhuizig. De kleine, groenige of iets roze bloemen groeien in okselstandige kluwens of lange aren. Mannelijke en vrouwelijke bloemen zitten op korte afstand van elkaar. Mannelijke bloemen met vijf bloembladen en vijf meeldraden, vrouwelijke bloemen zonder bloemdek, maar met twee ruitvormige, gaafrandige of getande, vaak wrattige schutbladen, die tijdens het rijpen van de zaden uitgroeien. De steelblaadjes van de vrouwelijke bloemen zijn eirond tot langwerpig-eirond, op de rug meestal zonder knobbels, maar wel vaak met spiesvormige zijlobben.
Vruchten en zaden-Een eenzadige dopvrucht of nootje. Alle vruchtkleppen zittend of met een hoogstens 4 mm lang steeltje. De beursjes (de uitgegroeide vruchtkleppen) zijn spiesvormig met aan de voet een grote tand. Ze hebben een gave rand of soms met kleine tandjes. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig.
Biotoop Bodem-Zonnige, open plaatsen op vochtige, zeer voedselrijk, vaak bemeste en betreden, liefst wat zwaardere grond. Zelden op zilte grond (zand, leem, klei en stenige plaatsen). Groeiplaatsen-Wegranden, hakvruchtakkers, moestuinen, bij mesthopen en voederkuilen, ruigten, verstoorde grond, braakliggende grond, op puin en langs de Maas in de oeverzone op grindbanken. Verspreiding Wereld-Gematigde streken op het noordelijk halfrond. Nederland-Archeofyt. Algemeen.
Vlaanderen-Archeofyt. Algemeen. Wallonië-Archeofyt. Algemeen. 2001-2024 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl |