Naamgeving (Etymologie): Luzula ia afkomstig van het Italiaanse luciola (glimworm), een naam die door de Italianen ook gebruikt voor biezen, omdat uit het merg van deze planten kaarsenpitten (lucigno of lucignolo) gemaakt werden. Multiflora betekent met veel bloemen.
Ondersoorten: Voorheen onderscheidde men twee ondersoorten: Dichtbloemige veldbies (Luzula multiflora subsp. congesta) en Veelbloemige veldbies (Luzula multiflora subsp. multiflora). Tegenwoordig zijn het twee afzonderlijke soorten: Dichte veldbies (Luzula congesta) en Veelbloemige veldbies (Luzula multiflora).
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Bloemen: Tweeslachtig. De bloeiwijze is kluwenvormig samengetrokken. De meestal lichtbruine, 3-3,5 mm lange bloemdekbladen zijn geleidelijk in een lange punt versmald en duidelijk langer dan de vruchten.
Vruchten: Een doosvrucht. De zaden hebben aan de voet een aanhangsel. Dit aanhangsel beslaat hoogstens 1/3 deel van de rest van het zaad. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Eenzaadlobbig.
Bodem: Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op vochtige, voedselarme, stikstofarme, kalkarme, zwak tot matig zure, humeuze grond (zand, leem en veen).
Groeiplaatsen: Bossen (loofbossen, op wortelkluiten van omgewaaide bomen, moerasbossen en langs bospaden), bosranden, kapvlakten, grasland (nat, licht bemest grasland en onbemest hooiland), bermen,
heide, langs spoorwegen (spoorbermen), opgespoten
grond, zeeduinen (duinvalleien) en moerassen (veenmosrietland).
Verspreiding
Wereld: Voornamelijk op het Noordelijk halfrond.
Nederland: Vrij zeldzaam.
Vlaanderen: Vrij algemeen.
Wallonië: Vrij algemeen. Het meest in de Ardennen.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 13, Jan Kops, F. A. Hartsen en F.W. van Eeden (1868)
Deutschlands flora, deel 18, J. Sturm, J.W. Sturm (1839-1840)
Deutschlands Flora in Abbildungen, Jacob Sturm und Johann Georg Sturm