Naamgeving (Etymologie): Kaasjeskruid heeft te maken met de vruchten, die op een kaasje lijken. Malva komt van het Griekse malacos (zacht), omdat de Malva's een verzachtend slijm bevatten. Alcea komt van het Griekse alkè (hulp of verdediging).
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Bladeren: De bladeren zijn afgerond hartvormig, diep vijflobbig, behaard en getand. De bovenste bladeren zijn dieper ingesneden en hebben smallere slippen.
Bloemen: Tweeslachtig. De bloemen groeien afzonderlijk in de bovenste bladoksels. Ze zijn helderroze en 3½-6 cm groot. Ze verspreiden geen geur. De drie bijkelkbladen zijn eivormig, aan de voet verbreed en 3-5 mm lang.
Bodem: Zonnige, soms heel licht beschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, vaak omgewerkte grond en op stenige plaatsen.
Groeiplaatsen: Dijken (rivieren en kanalen), bermen (ruige plaatsen), langs spoorwegen (spoorbermen), ruderale plaatsen, ruigten (humeuze ruigten), heggen, struwelen, stortterreinen en ruïnes.
Verspreiding
Wereld: Zuid- en Midden-Europa, van Zuid-Italië en het noorden van de Balkan tot in het Oostzeegebied. Ingeburgerd elders in Europa en in het oosten van Noord-Amerika.
Nederland: Vrij zeldzaam. Toegenomen.
Vlaanderen: Vrij zeldzaam.
Wallonië: Zeldzaam. Het meest in Lotharingen en het Maasdal.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 12, Jan Kops, P. M. E. Gevers Deijnoot en F. A. Hartsen (1865)
Afbeeldingen
der artseny-gewassen met derzelver Nederduitsche en Latynsche beschryvingen. Deel 3 (1796)
Cruijdeboek, deel 5, Rembert Dodoens. Cruyden, wortelen ende vruchten, diemen in die spijse ghebruyckt (1554)
Kräuterbuch, Unsere Heilpflanzen in Wort und Bild, Friedrich Losch (1914)
Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1883)
Bilder ur Nordens Flora, Carl Axel
Magnus Lindman (1917-1926)