Naamgeving (Etymologie): Dit kruid was gewijd aan Sint-Jacob, de beschermheilige van de paarden, vandaar de Nederlandse en wetenschappelijke naam (Jacobaea). Erucifolia betekent met blad als Eruca (een koolsoort).
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur: Overblijvend.
Plantvorm: Kruid.
Winterknoppen: Hemikryptofyt.
Bloeimaanden: Juli, augustus, september en oktober.
Stengels: De rechtopstaande
stengels zijn meestal groen
of soms rood. Ze zijn alleen boven het midden vertakt. Eerst zijn ze spinragachtig behaard, maar de beharing verdwijnt later.
Bladeren: Ook de bladeren zijn spinragachtig behaard en ook dit verdwijnt later weer, behalve aan de onderkant. Verder zijn de bladeren eirond, diep één- tot tweevoudig veerdelig met lijnvormige bladslippen. De bladrand is iets omgebogen. De onderste bladeren zijn gesteeld. Tijdens de bloei zijn deze meestal nog niet verdord.
Bloemen: Polygaam. De bloemhoofdjes vormen samen smalle, schermvormige pluimen. De hoofdjes zijn 1,2-1,5 cm. De twaalf tot vijftien lintbloemen zijn glanzend geel en 6-8 mm lang. Heel soms ontbreken de lintbloemen. De buisbloemen zijn geel. Het omwindsel is meestal klokvormig en heeft een vier- tot zesbladig buitenomwindsel.
Vruchten: Een eenzadige dopvrucht of nootje. Alle zaden zijn dicht kort behaard. Het vruchtpluis is vuilwit. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig.
Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiante - CC BY-SA 4.0
Digitale zadenatlas
Biotoop
Bodem: Zonnige, zelden licht beschaduwde, grazige, soms vrij open plaatsen op matig droge tot meestal vochtige, matig voedselrijke, kalkrijke grond (klei, mergel, leem, zavel en zand, stenige plaatsen en zelden op veen).
Groeiplaatsen: Dijken (polderdijken en rivierdijken), bermen (o.a. langs kanalen), grasland (kalkgrasland, vochtig, bemest grasland en verruigd grasland),
waterkanten (rivieren, sloten, beken),
langs spoorwegen (spoorbermen), opgespoten grond (met kalkrijk zand), struwelen op rivierduinen, grienden, heggen, ruigten, plantsoenen, zeeduinen, rolsteenstranden, drooggevallen zandplaten, kalkhellingen en afgravingen (kleiputten).
Verspreiding
Wereld: Gematigde streken in Europa, noordelijk tot in Midden-Engeland, het Oostzeegebied en Siberië. Ingeburgerd in Nieuw-Zeeland.
Nederland: Algemeen in Zeeland en aangrenzende gebieden, in Limburg en in het rivierengebied. Elders veel minder algemeen.
Vlaanderen: Vrij algemeen. Het meest in de duinen, de Polders en langs de Maas.
Wallonië: Vrij algemeen. Het meest in het Maasgebied en in Lotharingen.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te
vergroten).
Flora Batava, deel 12, Jan Kops, P. M. E. Gevers Deijnoot en F. A. Hartsen (1865)
Flora
Danica Georg Christian Oeder e.a. (1761-1888)
Illustrations of
the British Flora, Walter Hood Fitch (1924)