Naamgeving (Etymologie): Dactylorhiza is afgeleid van het Oud-Griekse dactylus (teen of vinger) en rhiza (wortel). Het slaat op de vingervormige wortelknollen. Incarnata betekent vleeskleurig.
Ondersoorten: Steenrode orchis (Dactylorhiza incarnata subsp. coccinea) is een ondersoort van Vleeskleurige orchis, evenals Vleeskleurige duinorchis (Dactylorhiza incarnata subsp. lobelii).
Kruisingen: Vleeskleurige orchis kan een bastaard vormen met Brede orchis (Dactylorhiza x aschersoniana). Ook zijn bastaarden mogelijk met Rietorchis en Gevlekte orchis.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Bladeren: De drie tot zes lichtgroene bladeren staan bijna rechtop. Vaak staan ze in twee rijen. Ze zijn langwerpig. De grootste breedte zit onder het midden. De bladeren zijn meestal niet gevlekt, spits, maar wel vaak met een kapvormige top. De onderste schutbladen zijn minstens zo lang als de bloemen en vaak gekromd.
Bloemen: Tweeslachtig. De bloemen zijn donkerpaars, roze of zwak geelachtig-roze (vleeskleurig), maar heel soms zijn ze wit. De lipis fijn getekend, 5-8 mm lang en niet gedeeld of zwak driedelig. De zijlobben zijn teruggeslagen en daardoor lijkt de lip smal. De kegelvormige spoor is omlaag gericht en is korter dan het vruchtbeginsel. Het honingmerk bestaat uit fijne stipjes en lijntjes, die begrensd worden door een fijne, vaak ononderbroken hartvormige lijn.
Bodem: Zonnige tot halfbeschaduwde plaatsen op vochtige tot vrij natte, voedselarme, zwak zure tot meestal kalkhoudende grond (zand, leem, zavel en laagveen).
Groeiplaatsen: Zeeduinen (jonge duinvalleien), drooggevallen zandplaten in afgedamde zeearmen, grasland (beekdalblauwgrasland, hooiland, weiland en ontziltend grasland op kleihoudend zand), moerassen (kalkmoerassen,
trilveen, verlande
moerassen, rietland, brakwaterveen en overgangen van kraggen naar vaster, vaak enigszins kleihoudend veen), opgespoten grond en afgravingen (kleigroeven).