Stengels: De stengels wortelen op de knopen. Zeworden tot ruim 0,5 meter lang en tot 1 mm dik. Ze zijn sterk vertakt en zweven in het water of liggen, bij de landvorm, op de grond. Vlottende bies kan dichte, drijvende
matten vormen.
Bladeren: De grasachtige bladeren staan bijna haaks af. Ze worden tot 10 cm lang en tot 1 mm breed. Door de drie nerven. zijn ze zwak geribd. De bladeren vormen waaiervormige bundels. De bladschede scheurt vaak open.
Bloemen: Tweeslachtig. De aren zijn bleekbruin, 3-4 mm lang en half zo breed. Ze zijn eivormig, aan de top vrij spits en bevatten ongeveer zeven bloemen. Ze staan ieder apart aan de top van lange, afgeplatte en aan de voet bebladerde assen. Een stijl met twee stempels.
Vruchten: Een eenzadige dopvrucht of nootje. De zaden zijn lensvormig, omgekeerd eirond en ongeveer 1 mm lang.
Digitale zadenatlas
Biotoop
Bodem: Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen in ondiep, voedselarm tot soms matig voedselrijk, zwak zuur, stilstaand of zwak stromend water met een bodem van zand en leem, soms op veen of verzuurde klei. De standplaatsen kunnen in de zomer droogvallen.
Groeiplaatsen: Water en waterkanten (vennen, nieuw gegraven poelen, zand- en leemputten, sloten, plassen,
kanalen, sloten, vijvers en soms in beken) en grasland (zeer zelden in venig hooiland, dat 's winters onder water staat).
Verspreiding
Wereld: Op een aantal verspreide plaatsen in Zuidoost-Azië, in Australië, op de Azoren, in Zuid-Afrika, op Madagascar, op enkele andere geïsoleerde groeiplaatsen in Afrika en in West-Europa (van Zuid-Portugal tot Zuid-Zweden).
Nederland: Vrij zeldzaam. Het meest in Noord-Brabant, Overijssel en Fryslân.
Vlaanderen: Vrij zeldzaam. Het meest in de Kempen.
Wallonië: Zeer zeldzaam.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 8, Jan Kops en Herman Christiaan van Hall (1844)
Deutschlands Flora in Abbildungen,
Jacob Sturm und Johann Georg Sturm
Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1883)
Illustrations of
the British Flora, Walter Hood Fitch (1924)