Bladeren: De kleine bladrozet overwintert. De behaarde, spitse rozetbladen zijn spatelvormig en vaak met een gave rand, maar soms is deze getand.
kuleuven-kulak.be/bioweb
kuleuven-kulak.be/bioweb
kuleuven-kulak.be/bioweb
Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiante - CC BY-SA 4.0
Bloemen: Tweeslachtig. De kleine bloemen zijn wit of iets roze en 3-5 mm in doorsnee. De vier kroonbladen zijn diep (tot over de helft) ingesneden en de vier kelkbladen zijn vliezig gerand. De kroonbladen zijn vaak twee keer zo groot als de kelkbladen. Een bloem heeft ook nog zes meeldraden en een bovenstandig vruchtbeginse lmet stijl en stempel.
Vruchten: Een doosvrucht. De kale hauwtjes zijn iets afgeplat, eirond tot langwerpig en 0,3-0,7 cm lang en 1½-3 mm breed. Ze groeien aan een lange, meestal schuin afstaande steel. De zaden zijn kortlevend (1-5 jaar). Tweezaadlobbig.
Bodem: Zonnige, open plaatsen (pionier) op droge tot matig vochtige, voedselarme tot matig voedselrijke, meestal kalkhoudende grond (zand, leem, zavel, mergel, laagveen en stenige plaatsen).
Groeiplaatsen: Akkers, moestuinen, zeeduinen, grasland (ijl begroeide plekken in droog, neutraal grasland), bermen, rotsen, muren (bovenop muurtjes), hellingen, langs spoorwegen, waterkanten
(langs greppels), industrieterreinenen, tussen straatstenen, begraafplaatsen, geschoffelde plantsoenen, tussen mos en rivierduinen.
Verspreiding
Wereld: Oorspronkelijk uit Europa en Azië. Nu in alle werelddelen, in gebieden met een gematigd klimaat.
Nederland: Algemeen
in de duinstreek. Elders vrij algemeen.
Vlaanderen: Algemeen.
Wallonië: Algemeen, maar zeldzamer in de Ardennen.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 6, Jan Kops en Herman Christiaan van Hall (1832)
Botanischer Bilderatlas nach De Candolle's Natürlichem Pflanzensystem, Carl Hoffmann (1884)
Bilder ur Nordens Flora, Carl Axel
Magnus Lindman (1917-1926)
Illustrations of
the British Flora, Walter Hood Fitch (1924)