Wilde planten in Nederland en België | ||
Wilde narcis (Trompetnarcis) - Narcissus pseudonarcissus
Frysk: Wylde titelroas, Giele titelroas
English: Wild Daffodil
Français: Jonquille
Deutsch: Gelbe Narzisse
Synoniemen:
Familie: Amaryllidaceae (Narcisfamilie)
Naamgeving (Etymologie): Narcissus was de zoon van de riviergod Cephisus en de nimf Liriope. Pseudonarcissus betekent valse of geen echte narcis (werd bekend andere al Narcis waren genoemd). Major betekent groter.
Ondersoorten: Er komen bij ons twee ondersoorten voor: Wilde narcis (Narcissus pseudonarcissus ssp. pseudonarcissus) en Trompetnarcis (Narcissus pseudonarcissus ssp. major).
Kruising: Wilde narcis kan een kruising vormen met Witte narcis (Narcissus x incomparabilis)
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur: Overblijvend.
Plantvorm: Kruid.
Winterknoppen: Geofyt.
Bloeimaanden: Maart, april en mei. Trompetnarcis bloeit gemiddeld iets later dan Wilde narcis.
Afmeting: 15 tot 60 cm.
Wilde narcis
|
|
|
Trompetnarcis
|
|
|
|
Wortels: bollen en nevenbollen. Vaak groeit Wilde narcis in groepen.
Wilde narcis
|
|
|
|
Trompetnarcis
|
|
|
|
Stengels: Een rechtopstaande bloeistengel.
Wilde narcis
|
|
|
Trompetnarcis
|
|
|
|
Bladeren: De wortelstandige bladeren zijn meestal grijsgroen. Ze zijn lijnvormig en worden 0,6-1,5 cm breed.
Wilde narcis
|
|
|
Trompetnarcis
|
|
|
|
Bloemen: Tweeslachtig. De knikkende tot recht afstaande bloemen staan meestal afzonderlijk. Ze hebben lichtgele bloemdekslippen en een heldergele bijkroon, die naar boven maar een klein beetje is verwijd. De bloemsteel is 3-12 mm lang. De stijlis draadvormig en heeft een drielobbige stempel.
Trompetnarcis: De bloemstelen steken duidelijk boven de bladeren uit. Zowel de bloemdekbladen als de bijkroon zijn heldergeel. De bijkroon wordt naar boven toe wijder.
Wilde narcis
|
|
Trompetnarcis
|
|
|
|
Vruchten: Een doosvrucht met een vliezige wand. De zaden zijn zwart. Eenzaadlobbig.
|
|
|
Biotoop
Bodem: Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op matig vochtige tot vrij natte, matig voedselarme tot matig voedselrijke, neutrale tot vaak zwak zure, humeuze grond (zandig leem, leem en laagveen).
Groeiplaatsen: Grasland (beekdalgrasland en bergweiden), bermen, bossen (lichte loofbossen, bij buitenplaatsen en moerasbossen), bosranden, bosjes, soms op ruderale plaatsen en hellingen.
Verspreiding
Wereld: Wilde narcis: West-Europa, van Groot-Brittannië en Nederland tot in Midden-Spanje, oostelijk tot in Beieren en Italië. In andere delen van Europa plaatselijk verwilderd, evenals in o.a. Noord-Amerika.
Trompetnarcis: Oorspronkelijk uit Zuidwest-Europa.
Nederland: Wilde narcis: Vrij zeldzaam. Inheems. Ook als stinsenplant.
Trompetnarcis: Vrij algemeen. Plaatselijk ingeburgerd.
Vlaanderen: Wilde narcis: Vrij zeldzaam.
Wallonië: Vrij algemeen.
Vlaanderen: Trompetnarcis: Vrij algemeen.
Wallonië: Zeer zeldzaam.
Wetenswaardigheden en toepassingen
De geslachtsnaam van de plant komt van de Griekse jongeling Narcissus, de zoon van de riviergod Cephisus. De nimf Echo wedijverde met vele andere nimfen om de gunsten van de jongeman. Helaas leek Narcissus niet in staat ook maar iemand te beminnen. Echo liet deze beledigende afwijzing niet op zich zitten en nam op originele wijze wraak: ze zorgde ervoor dat Narcissus verliefd werd op zijn eigen spiegelbeeld. De jongen kwijnde tenslotte geheel weg omdat hij zijn spiegelbeeld niet kon bereiken. Op de plaats waar hij overleed ontsproot de gele narcis uit de grond. Met Echo liep het eveneens slecht af: ze treurde zo om het verlies van Narcissus dat ze wegkwijnde, tot tenslotte alleen haar stem overbleef. In de Middeleeuwen werd de knol gebruikt in sommige homeopathische medicijnen bij ademhalingsmoeilijkheden. De gele narcis werd vaker uitwendig toegepast bij de behandeling van roos en kleine snij- en schaafwonden. Het sap van de plant bevat echter calciumoxalaat, wat irriterend kan werken op de huid.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
2001-2021 K.M. Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NL