Naamgeving (Etymologie): Cirsium
is afgeleid van het Grieks kirsion (een soort distel). Eriophorum komt van het Griekse erion (wol) en pherein (dragen), vanwege de wollige vruchthoofdjes.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Bladeren: De rozetbladen kunnen tot ruim een ½ m. lang worden. Ze zijn dubbel gedeeld, langwerpig-eirond en veerspletig en met lange stijve stekels. Van onderen zijn ze wit spinnenwebachtig behaard. De onderste stengelbladen zijn kort gesteeld. De bovenste zijn stengelomvattend.
Bloemen: Tweeslachtig. De rechtopstaande bloemhoofdjes staan meestal afzonderlijk Ze zijn 2½-6 cm groot en paarsrood of heel soms wit van kleur. Het omwindsel is spinragachtig witwollig. Het is iets meer breed dan hoog en in het midden het breedst. De buitenste zijn teruggekromd en stekelpuntig.
Bodem: Zonnige, warme, open plaatsen op matig droge tot vrij vochtige, matig voedselrijke, maar wel stikstofrijke, kalkrijke grond (meestal op lichte klei, maar ook wel op (duin)zand).
Groeiplaatsen: Dijken (grazige plaatsen en aan de rand van halfverharde dijkweggetjes), bermen, grasland (vochtig, bemest grasland en schapenweiden), ruigten (grazige ruigten), langs spoorwegen
(spoorbermen), zeeduinen (aan de voet van de
duinen), soms op ruderale plaatsen, omgewerkte grond en langs struwelen.
Verspreiding
Wereld: Midden- en Oost-Europa, noordwestelijk tot in Noord- Engeland. Op het vasteland loopt de noordgrens door Midden-Duitsland en België, met een voorpost in Nederland.
Nederland:
Zeer zeldzaam.
Vlaanderen: Zeer zeldzaam. Zeer sterk afgenomen.
België: Zeer zeldzaam. Het meest in Lotharingen.
Oude
illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Deutschlands Flora in Abbildungen, Jacob Sturm und Johann Georg Sturm
Pflanzenleben des Schwarzwaldes, Friedrich Oltmanns (1927)
Illustrations of
the British Flora, Walter Hood Fitch (1924)