Naamgeving (Etymologie): Leymus is afgeleid van Elymus. In de Griekse mythologie was Elymus (Elumos) de mythische ouder van de Elymi, inwoners van Sicilië. Arenarius betekent zandbewonend.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Bladeren: De grijsblauwe bladeren worden 0,8-2 cm breed. Bij vochtig weer staan ze vlak uitgespreid, maar bij droogte zijn ze opgerold. Ze hebben een stekende top. Op de bovenkant zitten ribben met een platte bovenkant en die ongeveer even hoog als breed zijn. Aan de voet zitten twee oortjes. Het tongetje is zeer kort.
Bloemen: Tweeslachtig. De bloemen vormen een compacte aar van 10-30 cm lang. De aartjes zijn 2-3 cm lang en bevatten twee tot zes bloemen (meestal zijn het drie of vier). Op elk gewricht van de aaras staan twee aartjes naast elkaar, maar in het midden van de aar kunnen ze met drie bij elkaar staan. Het topaartje staat afzonderlijk. De kafjes zijn behaard en lopen bovenaan in een scherpe punt uit. De kelkkafjes zijn bijna even lang als het hele aartje. Onderling zijn ze allemaal
ongeveer even groot. Ze hebben drie tot vijf nerven. De helmknoppen worden tot 8 mm lang.
Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiant - CC BY-SA 4.0
Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiant - CC BY-SA 4.0
Digitale zadenatlas
Biotoop
Bodem: Zonnige, open plaatsen (pioniervegetatie) op droge, matig voedselarme tot matig voedselrijke, stuivende of omgewerkte, min of meer kalkhoudende, vaak licht brakke grond (duinzand).
Groeiplaatsen: Zeeduinen (stuivende zandduinen, ruderale plaatsen in de duinen, langs boulevards, langs paden en afrasteringen, aan de rand van speelveldjes, op duintjes met beschadigde
begroeiing), zandheuvels langs het IJsselmeer, opgespoten grond, industrieterreinen en langs spoorwegen (spoorbermen op duinzand en dan vooral tussen gruis aan de rand van het schouwpad).
Verspreiding
Wereld: In Noord-Europa en aan de West-Europese kust zuidelijk tot de grens van Normandië en Bretagne en noordelijk tot de Noordkaap. Ook op IJsland. In Spanje en aan de Adriatische Zee vermoedelijk ingeburgerd. Nauw verwante soorten
(of ondersoorten) komen voor aan de kust van Siberië en Japan, in noordelijk Noord-Amerika, Groenland
en in steppengebieden in Midden-Europa en Midden-Azië.
Nederland: Algemeen langs de kust en zeldzaam langs het IJsselmeer. Elders soms aangevoerd met duinzand.
Vlaanderen: Zeldzaam. Het meest langs de kust. Bij Mol en Balen op stuivende zandduinen, waarvan de bodem vervuild is met zware metalen.
Wallonië: Niet in Wallonië.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 3, Jan Kops (1814)
Deutschlands Flora in Abbildungen, Jacob Sturm und Johann Georg
Sturm
Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz, Prof. Dr. Otto Wilhelm Thomé (1885-1905)
Taschenbuch zum Pflanzenbestimmen, Prof. Dr Paul Graebner (1918)
Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1883)
Bilder ur Nordens Flora, Carl Axel Magnus Lindman (1917-1926)
Illustrations of
the British Flora, Walter Hood Fitch (1924)