|
Wilde planten in Nederland en België |
|
Zandwolfsmelk - Euphorbia seguieriana
Frysk
English-Séguier's Spurge
Français-Euphorbe de Séguier
Deutsch-Steppen-Wolfsmilch
Synoniemen-Euphorbia gerardiana
Familie-Euphorbiaceae (Wolfsmelkfamilie)
Naamgeving (Etymologie)-Wolfsmelk heeft te maken met het giftige melksap dat vrijkomt als de stengels doorbreekt. Het sap heeft een bijtend en branderig (met name voor huid en ogen) effect en de 'wolf' (in de betekenis van de duivel) werd gezien als de veroorzaker. Er zijn twee verklaringen van de wetenschappelijke naam Euphorbia.
1. Euphorbia is genoemd naar Euphorbios, de Griekse lijfarts van koning Juba de Tweede van Mauretanië. Hij gebruikte planten van het geslacht Euphorbia als geneeskruid.
2. Euphorbia komt van eu (goed) en pherboo (voeden), omdat het melksap werd gebruikt ter genezing van teringlijders.
Seguieriana is vernoemd naar de Franse astronoom en botanicus Jean François Séguier (1703–1784).
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur-Overblijvend.
Plantvorm-Hemikryptofyt of chamaefyt
Hoofdbloei-Juni en juli, soms ook later.
Afmeting-15-50 cm.
| ![]() © Peter Meininger - verspreidingsatlas.nl |
|
Wortels-Een dikke, verhoute wortelstok, die tot meer dan 1 meter diep gaat.
|
|
|
|
Stengels-De stengels staan rechtop.
![]() © Peter Meininger - verspreidingsatlas.nl |
|
Bladeren-Giftig. De bladen van de nog niet bloeiende stengels bedekken elkaar als dakpannen. Ze zijn lijnvormig tot smal langwerpig, stijf, vaak iets leerachtig, dof blauw-grijsgroen, gaafrandig en zittend met een versmalde voet. De middennerf en de bladrand springen aan de bovenkant uit. Aan de voet van de hoofdnerf beginnen twee zijnerven, die halverwege het blad bij de bladrand eindigen. De andere zijnerven zijn kort en alleen in de bovenste bladhelft. De bladtop is spits en stekelpuntig. De enigszins citroengeelachtige (later grijsachtige) schutblaadjes zijn ruitvormig tot hartvormig-driehoekig en eindigen ook in een stekelpunt.
|
|
|
Bloemen-Eenslachtig. Eenhuizig. De schutbladen zijn geel, maar worden later grijsachtig. De bloeiwijze is groenachtig tot citroengeel. Het bloemscherm bestaat uit vijf tot vijftien stralen. De honingklieren op de rand van de schijnbloemen zijn geel, min of meer eivormig met afgeplatte buitenkant, of enigszins niervormig met de holle kant naar buiten. Randklieren zonder hoorntjes. De uiteinden zijn afgerond.
|
Vruchten en zaden-De kale doosvruchten zijn glad of hebben fijne puntjes. Ze zijn 3 mm lang. De zaden zijn glad. Tweezaadlobbig.
|
|
|
|
Biotoop
Bodem-Zonnige, open plaatsen op droge, matig voedselarme, niet bemeste, kalkhoudende, grazige grond (rivierzand).
Groeiplaatsen-Rivierdijken, rivierduinen, kalkgrasland, hellingen, bermen en spoorbermen nabij de rivieren.
Verspreiding
Wereld-Steppeplant uit Midden-Azië en Oost-Europa. Westelijke uitlopers van het verspreidingsgebied reiken tot in Nederland, Frankrijk en Spanje. In Duitsland en Nederland alleen in de rivierdalen.
Nederland-Inheems. Zeer zeldzaam in het rivierengebied.
Vlaanderen-Inheems? Zeer zeldzaam.
Wallonië-Niet in Wallonië.
© 2001-2023 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl