Naamgeving (Etymologie): Zegge stamt uit het Indogermaanse woord seq (snijden). Carex is zeer waarschijnlijk afgeleid van het Latijnse ceiro (ik snij), een verwijzing naar de scherpe kanten van de bladeren. Arenaria betekent zandig of het zand bewonend.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Wortels: Ver kruipende, weinig vertakte, verhoutende en tot 5 mm dikke wortelstokken. Deze vormen weer uitlopers.
herbariaunited.org
herbariaunited.org
herbariaunited.org
herbariaunited.org
Stengels: De rechtopstaande bloeistengels zijn scherp driekantig. Ze staan eerst rechtop, maar na de bloei gaan ze vaak aan de top ombuigen. De onderste scheden van stengels zijn bruin.
Bloemen: Eenslachtig. Eenhuizig. De bloeiwijze is piramidevormig en compact, maar aan de voet vaak iets losser. De bloeiwijze bevat vier tot meer dan vijftien eironde aren. De schutbladen van de onderste aren zijn vaak priemvormig en ongeveer even lang als de aar. De andere schutbladen zijn kafjesachtig. De topaar is soms helemaal mannelijk, maar meestal bevat deze aar ook een paar vrouwelijke bloemen. De aren in het midden bevatten vaak aan de top en aan de voet mannelijke
bloemen en daartussen vrouwelijke. De onderste aar is vaak alleen vrouwelijk. Stampers met twee stempels. Mannelijke bloemen met twee meeldraden. De kafjes zijn geelbruin met een groene of lichte middenstreep en een smalle vliezige rand. Ze zijn iets langer dan de rijpe urntjes.
Vruchten: Een eenzadige dopvrucht of nootje. De urntjes zijn gelig, generfd, hebben smalle tot brede vleugelranden en zijn 3½-5½ mm lang. Het vrij platte nootje is iets hoekig.
Bodem: Zonnige tot licht beschaduwde, vaak open plaatsen op droge, maar soms vrij vochtige, voedselarme, vrijwel humusloze tot humeuze, zwak zure tot kalkrijke zandgrond.
Groeiplaatsen: Heide, zeeduinen (binnenduingrasland), rivierduinen, bossen (dennenbossen op voormalig stuifzand), struwelen (Jeneverbesstruwelen), zandverstuivingen, stuifkuilen, afgravingen (zandgroeven),
langs spoorwegen (spoorbermen), opgespoten grond (o.a. industrieterreinen), enigszins ruderale plaatsen, grasland (op min of meer kalkrijk rivierzand en zandkopjes in beweid schraal grasland), bermen en zanddijken.
Verspreiding
Wereld: In kustgebieden in West-Europa en in het Oostzeegebied, van Portugal tot in Zuid-Scandinavië. Meer landinwaarts hoofdzakelijk in de laagvlakte van de Kempen tot Jutland en Noord-Polen. Ook hier en
daar langs rivieren in Midden-Europa.
Nederland: Algemeen in de duinen en vrij algemeen op de zandgronden in het oosten, midden en zuiden van het land en in het rivierengebied. Weinig op zeeklei.
Vlaanderen: Algemeen. Het meest in het kustgebied en in de Kempen.
Wallonië: Zeer zeldzaam.
Oude illustraties (Klik op
een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 9, Jan Kops en Johannes Everhardus van der Trappen (1846)
Deutschlands Flora in Abbildungen,
Jacob Sturm und Johann Georg Sturm
Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz, Prof. Dr. Otto Wilhelm Thomé (1885-1905)
Taschenbuch zum Pflanzenbestimmen, Prof. Dr Paul Graebner (1918)
Illustrations of
the British Flora, Walter Hood Fitch (1924)
Bilder ur Nordens Flora, Carl Axel Magnus Lindman (1917-1926)
Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1883)