|
Wilde planten in Nederland en België |
|
Zilte greppelrus - Juncus ranarius
Frysk-Brakke sparjerusk
English-Frog Rush
Français-Jonc des grenouilles
Deutsch-Frosch-Binse
Synoniemen-Juncus ambiguus, Juncus bufonius subsp. ambiguus, Juncus bufonius subsp. ranarius
Familie-Juncaceae (Russenfamilie)
Naamgeving (Etymologie)-Juncus komt van het Latijnse jungere (verbinden), omdat soorten van dit geslacht werden gebruikt als bind- en vlechtmateriaal. Ambiguus betekent twijfelachtig. De betekenis van Ranarius is mij niet bekend. Ranarius was een zevende-eeuwse bisschop van Urgell in Noord - Spanje, maar of de plant naar deze persoon is genoemd?
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur-Eenjarig.
Plantvorm-Therofyt.
Hoofdbloei-Juni t/m november.
Afmeting-3-35 cm.
![]() © Adrie van Heerden - verspreidingsatlas.nl |
|
|
|
Wortels
|
|
|
|
Stengels-De stengels zijn vaak wat gedrongen en aan de voet dikwijls rood aangelopen. Meestal zijn ze rond. Ze staan opgericht of zijn vaak opstijgend tot min of meer liggend.
|
|
|
|
Bladeren-De bladen zijn 0,5-1,5 mm breed.
|
|
|
|
Bloemen-Tweeslachtig. Een deel van de bloemen zitten meestal in groepjes van twee of drie bij elkaar, maar niet precies op dezelfde hoogte. De bloemdekbladen zijn donkerbruin, of heel soms lichtbruin, met een groene middenstreep. Ze zijn 2½-3 mm lang. De binnenste bloemdekbladen met een afgeronde of soms kortstekelpuntige top. Ze zijn ongeveer even lang als (iets korter tot iets langer dan) de vrucht. Bloemdekbladen meestal zonder of zelden met bruine stroken. De helmknop is (0,2-) 0,4-1,2 mm lang en korter of even lang als de helmdraad. De stijl (zonder de stempels) is ongeveer even lang als het vruchtbeginsel.
| |
|
|
Vruchten en zaden-Een doosvrucht. De vruchtkleppen zijn bovenaan afgeknot. Van de stijl blijft slechts een zeer klein puntje op de top van de vrucht over. De zaden zijn vrijwel glad of met met een heel fijne netvormige structuur (alleen te zien met een sterke loep). Eenzaadlobbig.
|
|
|
|
Biotoop
Bodem-Zonnige, open plaatsen (pionier) op drooggevallen, maar natte, voedselrijke, meestal brakke tot zilte, verdichte grond (zand en klei).
Groeiplaatsen-Recent afgesloten strandvlakten, duinvalleien, oevers van nieuw gegraven duinplassen, hoge kwelders of schorren, ingedijkte kwelders, langs veedrinkputten, kreken en sloten, grasland in pas ingedijkte polders, tijdelijk overstroomde laagten in grasland, droogvallende weilandgreppels en opgespoten grond.
Verspreiding
Wereld-Koel-gematigde streken op het noordelijk halfrond.
Nederland-Inheems. Vrij zeldzaam.
Vlaanderen-Inheems. Zeldzaam.
Wallonië-Niet ingeburgerd. Zeer zeldzaam.
© 2001-2023 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl