Naamgeving (Etymologie): Quercus komt mogelijk van het keltische quer (fraai) en cuex (boom). Het kan ook van het Griekse karkos of kartos (kracht) afkomstig zijn, omdat de eik als zinnebeeld van kracht werd beschouwd. Robur betekent kracht.
Kruisingen: Zomereik kan een bastaard vormen met Wintereik (Quercus x rosacea). Ook met de Donzige eik kan zomereik een bastaard vormen (Quercus x kerneri).
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Stam: Een vrijstaande boom heeft een brede open kroon. De schors is diep gekloofd (lengte-groeven) en lichtgrijs tot donkerbruin. Onder
in de kroon splitst de hoofdstam zich in enige zware takken.
Bladeren: De verspreidstaande, veernervige, eironde, vaak dofgroene, onregelmatig gelobdebladeren hebben de grootste breedte boven het midden. Op de onderkant groeien eerst enige verspreide haren, maar later worden ze kaal. Ze hebben een afgeronde of iets hartvormige voet, twee oortjes (Wintereik heeft dat niet) aan de bladvoet en een zeer korte bladsteel (minder dan 1 cm).
Bloemen: Eenslachtig. Eenhuizig. De hangende, mannelijke katjes zijn ijl en worden een paar cm lang. De vrouwelijke bloemen groeien met twee tot vijf bij elkaar in de oksels. Het onderstandig vruchtbeginsel heeft een stijl met drie stempels. Het bloemdek is zestallig. De tien meeldraden en de bloemdekslippen zijn ongeveer even lang.
Vruchten: Een eenzadige dopvrucht of nootje. De napjes met de eikels zijn fijn behaard. Ze zijn grijsgroen en hebben een gemeenschappelijke lange steel (van 2-9 cm). De eikels groeien met één tot vijf bij elkaar. Ze zijn langwerpig-eivormig. Jonge eikels hebben donkere lengtestrepen. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig.
Bodem: Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op droge tot vochtige, voedselarme tot voedselrijke, zure tot kalkhoudende grond (van zand tot compacte klei).
Groeiplaatsen: Bossen (loofbossen), bosranden, struwelen, heggen, rivierduinen (op de koppen van oude rivierduintjes), stuifzand, heide en zeeduinen (kalkarme plaatsen).
Verspreiding
Wereld: In bijna heel Europa, behalve in de meest noordelijke en zuidelijke delen.
Nederland: Algemeen.
Vlaanderen: Algemeen.
Wallonië: Algemeen.
Toepassingen
Het hout is zeer duurzaam, ook onder water, vrij hard en een prima constructiemateriaal, zowel buiten (scheepsbouw) als binnen (meubels). De takken worden ook gebruikt als geriefhout voor hekpalen, omheiningen en bonenstaken. Takkenbossen werden gebruikt voor het stoken van bakkersovens. De nog gladde schors van jonge bomen bevat veel looistof, de schors werd vermalen tot eek of run, dat in de leerlooierij gebruikt werd. De eikels
werden benut als varkensvoer. Om boerderijen op de zandgronden plantte men vroeger Zomereiken als bliksemafleider. Bij de Germanen was de boom heilig, zij hielden er hun vergaderingen onder.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 16, Jan Kops en F.W. van Eeden (1881)
Afbeeldingen der artseny-gewassen met derzelver
Nederduitsche en Latynsche beschryvingen. Deel 6 (1801)
Flora Batava, deel 16, Jan Kops en
Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz, Prof. Dr. Otto Wilhelm Thomé (1885)
Kräuterbuch, Unsere Heilpflanzen in Wort und Bild, Friedrich Losch (1914)
Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1883)
Botanischer Bilderatlas nach De Candolle's Natürlichem Pflanzensystem, Carl Hoffmann (1884)
Das Pflanzenreich, Hausschatz des Wissens, Ernst Gilg, Karl Schumann (1900)
Bilder ur Nordens Flora, Carl Axel Magnus Lindman (1917-1926)
Illustrations of
the British Flora, Walter Hood Fitch (1924)