Bladeren: De verspreidstaande bladeren zijn blauwgroen. De onderste bladeren zijn gesteeld en veerdelig met onregelmatig getande slippen (één tot drie paar zijslippen). De bovenste bladeren zijn smal langwerpig, niet gedeeld, met een gave of getande rand en een versmalde voet, die de stengel niet omvat. De bladeren zijn aan beide kanten borstelig behaard.
Bloemen: Tweeslachtig. De gele bloemen, met vier kroonbladen, zijn 1-1½ cm en vormen samen een tros. De vier kelkbladen staan tijdens de bloei recht af, maar de randen rollen in. Het vruchtbeginsel is bovenstandig. Er zijn zes stijl met stempel. De bloemsteeltjes zijn korter dan de kelk.
Vruchten: Een doosvrucht. De rechtopstaande, tegen de hoofdas gedrukte hauwen zijn 1-2 cm lang en 1½-2 mm dik. Ze zijn vierkantig met vlakke zijden. De stelen zijn 2-5 mm en de snavel is 1½-3 mm. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig.
Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiant - CC BY-SA 4.0
Digitale zadenatlas
Biotoop
Bodem: Zonnige of soms licht beschaduwde, open plaatsen op vochtige tot natte, voedselrijke, met name zeer stikstofrijke grond (zand, leem, zavel, klei en stenige plaatsen).
Groeiplaatsen: Braakliggende grond, omgewerkte grond, ruigten (natte ruigten), bermen, waterkanten (langs kanalen, rivieren, vijvers met een wisselende watrerstand en slootkanten), ruigten op aanspoelselgordels
langs rivieren, klipkusten,
haventerreinen, industrieterreinen, langs spoorwegen (spoorwegterreinen), puin, verhardingen, tegen hekwerken, opslagterreinen en zeeduinen (ruderale plaatsen).
Verspreiding
Wereld: Vermoedelijk komt Zwarte mosterd oorspronkelijk uit Zuidoost-Europa. Nu komt de soort voor in het grootste deel van Europa, in Noord-Afrika, Zuidwest-Azië en in het Nijldal. Ingeburgerd in Noord- en Zuid-Amerika, in Midden-
en Zuid-Afrika, in Australië en op een aantal eilanden in de Stille Zuidzee.
Nederland: Vrij algemeen, maar veel zeldzamer in het noordoosten.
Vlaanderen: Vrij algemeen. Het meest inn het westen.
Wallonië: Vrij zeldzaam.
Wetenswaardigheden
In
cultuur als mosterdplant en wordt al sinds lang gekweekt voor de eetbare zaden.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 4, Jan Kops (1822)
Afbeeldingen der artseny-gewassen met derzelver Nederduitsche en Latynsche beschryvingen, deel 2, Martinus Houttuyn (1796)
Deutschlands Flora in Abbildungen, Jacob Sturm und Johann Georg Sturm
Kräuterbuch, Unsere Heilpflanzen in Wort und Bild, Friedrich Losch (1914)
Icones plantarum medico-oeconomico-technologicarum, deel 2, F.B. Vietz (1804)
Phytanthoza iconographia, deel 4, J.W. Weinmann (1745)
English Botany, or Coloured Figures of British Plants, deel 1, J.E. Sowerby (1863)
Herbarium Blackwellianum, deel 5, E. Blackwell (1765)
Medical Botany, deel 3, W. Woodville, W.J. Hooker, G. Spratt (1832)
Svensk botanik, deel 2, J.W. Palmstruch e.a. (1807)
Flora regni borussici, deel 8, A.G. Dietrich (1840)
Medizinal Pflanzen, deel 1, F.E. Köhler, W. Müller (1887)
Die officinellen Pflanzen der Pharmacopoea Germanica, F.G. Kohl (1891-1895)
Das Pflanzenreich, Cruciferae - Brassiceae, deel 105, H.G.A. Engler (1919)
British entomology, deel 3, J. Curtis (1823-1840)
Illustrations of the British Flora, Walter Hood Fitch (1924)
Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1883)